Tropenmuseum/Nationaal Museum van Wereldculturen

Erfgoed
Aangevraagd: € 500.000
Toegekend: € 200.000

Inleiding

Het Tropenmuseum maakt sinds 2014 deel uit van het Nationaal Museum voor Wereldculturen. Het museum beschikt over een grote collectie objecten en foto’s, die door het museum wordt bestempeld als een ‘archief van wereldwijde menselijke creativiteit’. Sinds het museum niet langer (mede)gefinancierd wordt vanuit ontwikkelingssamenwerking, heeft het zijn oriëntatie gewijzigd. Het wil zich meer dan voorheen richten op Nederlanders en Amsterdammers. Het Tropenmuseum heeft als missie mensen te inspireren tot wereldburgerschap. In presentatie en programmering staat verbondenheid centraal. Het museum wil universele thema’s belichten en universele menselijke emoties aanspreken. De kernactiviteiten zijn: beheer en behoud van de collectie, presentatie, educatie en maatschappelijke en culturele activiteiten.

In de periode 2017-2020 wil het museum de vaste presentatie herinrichten. Het doel is deze flexibel en thematisch in te vullen, met het accent op interculturaliteit en met aandacht voor nieuwe Nederlanders sinds 1950. De tentoonstellingsprogrammering volgt drie lijnen. Icons of the World belicht en contextualiseert de iconen van het werelderfgoed. Onder de noemer The Art of Living staat het dagelijks leven centraal en wat mensen daarin gemeen hebben. De programmalijn The World Connected gaat over verbindingen en verbondenheid tussen mensen wereldwijd. Hierbinnen programmeert het museum zes grote tentoonstellingen.

Het Tropenmuseum Junior wil kinderen in hoofd en hart raken met kennis over culturele diversiteit. De komende jaren wil het Tropenmuseum Junior vaker de buurten in en naar de scholen toe. Daarbij vindt men digitalisering en cross-mediaal werken van groot belang. Het museum streeft naar co-creatie en wil daarvoor interculturele samenwerkingsverbanden aangaan. Het speerpunt educatie komt vooral tot uiting in het kindermuseum. Met de andere musea in het Museum voor Wereldculturen en met onderwijspartners werkt men aan de ontwikkeling van een doorlopende leerlijn rond wereldburgerschap.

Het activiteitenprogramma Next Level is een ambitieus nieuw onderdeel van de programmering. Het is opgezet als een doorlopend programma van optredens, dialogen, evenementen, debatten en lezingen met verschillende Amsterdamse partners. Het gaat uit van de dynamiek, veelvormigheid en creativiteit in de stad en wil aanzetten tot nadenken over de rol van culturele identiteit in de stedelijke samenleving. Het programma sluit deels aan op belangrijke herdenkingen, bijvoorbeeld van de afschaffing van de slavernij.

Het Tropenmuseum ontvangt in het kader van het Kunstenplan 2013-2016 een jaarlijkse subsidie van € 199.750 voor het Tropenmuseum Junior. Voor de periode 2017-2020 vraagt het museum € 500.000 euro per jaar aan bij het AFK; daarvan is € 200.000 bestemd voor het kindermuseum en € 300.000 voor het nieuwe activiteitenprogramma Next Level.

Artistiek-inhoudelijke kwaliteit

De commissie beoordeelt de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van het Tropenmuseum als goed. Het museum zet een overtuigende visie neer die concrete uitwerking krijgt in zowel de programmering als in de vaste presentatie en de werkwijze. Het museum zet zijn collectie en deskundigheid in om maatschappelijk urgente en actuele thema’s aan te snijden en het gesprek daarover op gang te brengen. De commissie vindt dat de voorgenomen programmering een sterke samenhang vertoont en de visie van het museum goed tot uiting brengt. Het loslaten van de volkenkundige benadering en de keuze voor een meer thematische aanpak stelt het museum in staat om mee te bewegen met maatschappelijke en culturele ontwikkelingen en behoeften. De commissie heeft waardering voor de richting die het museum inslaat. Met deze nieuwe visie en de manier waarop die in het ondernemingsplan wordt uitgewerkt, neemt het Tropenmuseum in de ogen van de commissie een onderscheidende en voorbeeldstellende positie in te midden van het museale aanbod in Amsterdam en de rest van het land.

Het vakmanschap is overtuigend aanwezig, vooral in het Tropenmuseum Junior dat al jaren een sterk kindermuseum is met een duidelijk concept. De commissie vindt het goed en belangrijk dat de producties van het Tropenmuseum Junior niet alleen gaan over andere culturen maar ook samen met (vertegenwoordigers uit) die culturen worden ontwikkeld en uitgevoerd. De thema’s zijn breed en goed gekozen, de uitwerking is interactief, verzorgd en aansprekend. De zeggingskracht van het Juniormuseum is groot, getuige de hoge bezoekersaantallen en publiekswaardering. Het plan om hiermee meer de wijken in te trekken past goed bij de missie van het museum.

Minder overtuigd is de commissie vooralsnog van het belang en de toegevoegde waarde van het programma Next Level, dat met name voor de Amsterdamse doelgroep wordt ontwikkeld. Het gaat hier om een omvangrijk pakket van nieuwe activiteiten, dat nog weinig is ingevuld, dat zich nog moet bewijzen en waarvan de meerwaarde ten opzichte van debatcentra en festivals nog moet blijken. Dat laatste geldt volgens de commissie vooral voor het onderdeel Collection Conversations, dat ook weinig relatie lijkt te hebben met de hoofdprogrammering van het museum.

Zakelijke kwaliteit

De commissie beoordeelt de zakelijke kwaliteit van het Tropenmuseum als ruim voldoende. Het Nationaal Museum voor Wereldculturen, waar het Tropenmuseum deel van uitmaakt, is opgenomen in de landelijke basisinfrastructuur en ontvangt uit dien hoofde structurele financiering vanuit het cultuurbudget van het ministerie van OCW. Het Tropenmuseum heeft door de grote bezuinigingen van het Rijk zware tijden achter de rug. De fusieorganisatie startte met 25% minder budget en 30% minder personeel.

Dat het museum er nu in slaagt met een sluitende begroting te komen, vindt de commissie een knappe prestatie. De financiële gegevens die het museum heeft aangeleverd zijn door de fusie niet goed te vergelijken met eerdere jaren. De bedrijfsvoering van het Tropenmuseum is redelijk gezond. Door de grote collectie en de onderhoudslast van de gebouwen is het museum een kostbare instelling. Bovendien geeft het ondernemingsplan geen inzicht in de omvang en verdeling van de formatie tussen de verschillende fusiepartners en wordt niet duidelijk waar de samenwerking wel efficiencywinst oplevert en of de huidige bezetting van het Tropenmuseum in verhouding is met de kerntaken en ambities. Wel stelt de commissie vast dat de kosten per fte relatief hoog zijn. Het museum geeft zelf aan dat de formatie op enkele afdelingen ontoereikend is. De commissie vindt het van belang dat het museum kritisch blijft op de kosten en dat het blijft investeren waar nodig en te bezuinigen waar mogelijk.

Binnen het Nationaal Museum van Wereldculturen is geen sprake van een kosten- en opbrengstentoerekening naar de drie locaties. Ook gespecificeerde begrotingen voor het Tropenmuseum Junior en het programma Next Level ontbreken. Omdat het Tropenmuseum voor het kindermuseum hetzelfde bedrag aanvraagt als voorgaande jaren, is het voor de commissie desondanks duidelijk dat dat bedrag nodig is voor de basisbezetting. Anders is dat voor het forse bedrag dat wordt aangevraagd voor Next Level. Het museum geeft slechts aan dat dit programma noopt tot uitbreiding van de staf met 2 fte.

De commissie is van oordeel dat het Tropenmuseum een goede mix van inkomsten heeft. Bezoekersinkomsten vormen een stabiele factor. Het museum weet daarnaast grote bedragen te verwerven uit particuliere fondsen. Sponsoring en mecenaat hebben de aandacht. Dat het museum daarvan bescheiden verwachtingen heeft, vindt de commissie terecht. Het museum benoemt in zijn ondernemingsplan een aantal risico’s, zoals de financiële en de personele krapte, maar geeft niet aan hoe deze beheerst kunnen worden.

Het museum werkt met een Raad van Toezicht en hanteert de Governance Code Cultuur. De Raad van Toezicht is momenteel niet divers samengesteld, maar bij de invulling van toekomstige vacatures zegt het museum daaraan nadrukkelijk aandacht te besteden. In het ondernemingsplan wordt uitvoerig in gegaan op de manier waarop de culturele diversiteit in het personeelsbestand kan worden bevorderd en geborgd.

Het museum ontwikkelt een intern programma om de sensitiviteit en het bewustzijn van de medewerkers op het gebied van diversiteit te vergroten. Deze aanpak wil het museum ook aan andere instellingen beschikbaar stellen. De commissie heeft daarvoor grote waardering. Talentontwikkeling, in de vorm van stages en fellowships, maakt deel uit van die aanpak.

Publiek

De commissie beoordeelt het Tropenmuseum als goed ten aanzien van het criterium publiek. Het Tropenmuseum heeft in 2015 een flinke stijging van de bezoekersaantallen weten te bewerkstelligen. De neergang, die het gevolg was van de dreigende sluiting, is daarmee tot staan gebracht en zelfs ten goede gekeerd. Het museum richt zich de komende jaren vooral op een vergroting van de diversiteit van het publiek en rekent op een gestage maar bescheiden groei.

De commissie vindt de visie van het Tropenmuseum op zijn publieksopbouw sterk en constateert dat deze stoelt op de actieve betrokkenheid van stakeholders. Het museum doet onder de paraplu van het Museum voor Wereldculturen structureel publieksonderzoek en maakt zichtbaar gebruik van de inzichten die dat oplevert. Het meten van diversiteit van bezoekers en hun afkomst is voor dit museum van groot belang, maar tegelijkertijd juridisch gevoelig. De commissie heeft er waardering voor dat het museum samen met het Sociaal Cultureel Planbureau en stakeholders een tool wil ontwikkelen om op een verantwoorde manier inzicht in de samenstelling van het publiek te krijgen.

Educatie is een speerpunt voor het Tropenmuseum. Zowel binnen- als buitenschools bereikt het museum een groot aantal kinderen. De toegang wordt gratis voor kinderen onder de 12 jaar. De commissie waardeert het dat het museum investeert in de ontwikkeling van een doorgaande leerlijn over wereldburgerschap. Vrij uniek is het dat het museum zich ook op de Pabo-opleidingen richt en zo werkt aan de verankering van zijn educatie-doelstellingen.

Het museum geeft aan nieuwe doelgroepen te willen bereiken, maar maakt niet duidelijk welke dat precies zijn. Uit de marketingaanpak blijkt dat men vooral op maat wil communiceren met specifieke bevolkingsgroepen die zich door de thematiek van bepaalde tentoonstellingen aangesproken zullen voelen. De programmering van het museum is bij uitstek geschikt om een cultureel divers publiek aan te spreken. Ook de buurtactiviteiten lenen zich daar goed voor. Hoe men de doelgroep van ‘de Amsterdammers’ wil bereiken wordt niet belicht.

Belang voor de stad: verbinding en spreiding

De commissie beoordeelt het Tropenmuseum als voldoende ten aanzien van het criterium verbinding. De commissie signaleert dat het Tropenmuseum weliswaar met veel partners in verbinding staat, maar weinig echte coalitiepartners heeft. In het ondernemingsplan worden wel voornemens verwoord voor overleg en verbinding, maar hoe dit in de programmering vorm krijgt wordt nauwelijks geconcretiseerd. Wel neemt het museum structureel deel aan de samenwerking in de Plantage. Het museum participeert net als het Bijbels Museum en Ons’ Lieve Heer op Solder in het educatieprogramma Feest! maar noemt deze Amsterdamse collega’s niet als samenwerkingspartners. Men zoekt buiten het museale veld naar verbinding met maatschappelijke en culturele organisaties.

De commissie beoordeelt het Tropenmuseum als goed ten aanzien van het criterium spreiding. Het museum opereert vanuit stadsdeel Oost en draagt daardoor bij aan een goede spreiding van cultureel aanbod over de stad. De commissie heeft er vertrouwen in dat de voorgenomen buurtactiviteiten het museum een grotere actieradius zullen geven.

Conclusie

De commissie adviseert de aanvraag van het Tropenmuseum gedeeltelijk te honoreren.

De commissie wijst de aangevraagde verhoging van de subsidie ten behoeve van het programma Next Level van de hand. De commissie is niet overtuigd van de inhoudelijke meerwaarde van dit programma voor zowel het museum zelf als voor de stad. Bovendien vindt zij de financiële onderbouwing ontoereikend.

Het Tropenmuseum vraagt hetzelfde bedrag aan als het voorgaande jaren ontving voor het Juniormuseum. De commissie heeft voor dit onderdeel van het museum grote waardering en acht het gevraagde bedrag reëel. De commissie adviseert dan ook het bedrag van € 200.000 voor het Tropenmuseum Junior toe te kennen.