Stichting Art.1

Visuele kunsten
Aangevraagd: € 38.250
Toegekend: € 0

Inleiding

Stichting Art.1 is in 2011 opgericht met als missie om door film- en theateractiviteiten het publieke debat te stimuleren over onderwerpen die gerelateerd zijn aan het anti-discriminatiebeginsel uit de Grondwet, artikel 1. Zo realiseerde Art.1 onder andere de films ‘I am gay and Muslim’, ‘De Turkse boot’ en ‘De Beslissing’. De films werden op filmfestivals, wijkorganisaties en scholen in Amsterdam vertoond als basis voor discussie over religie, seksuele diversiteit en discriminatie.

Door de jaren heen heeft de stichting haar activiteiten uitgebreid: naast de productie van films organiseert de aanvrager sinds 2015 jaarlijks het International Queer Migrant Filmfestival (IQMF) in de Balie. In 2016 voegde de organisatie aan het festival de IQMF Academy toe; een driedaags workshopprogramma voor jonge, internationale filmmakers. Verder begon Art1. in 2016 ook met de productie van theater. In dat jaar werd de voorstelling ‘Pride’ gerealiseerd.

Voor de komende periode zet Art.1 in op ontwikkeling van de zakelijke kwaliteit en het publieksbereik. Om de zakelijke kant te versterken wil de organisatie werken aan onder meer het structureren van de organisatie, het opstellen van een langetermijnvisie, financieel projectmanagement, risicoanalyse, (interne) evaluatie en het beter vermarkten van haar product. De stichting heeft daarnaast de ambitie om uit te groeien tot een kleine organisatie met een structurele personeelsbasis. Verder wil Art.1 slimmer gaan samenwerken met andere Amsterdamse (film)festivals waar het gaat om het delen van netwerken, films, programmering en fondsenwerving. Op het gebied van publieksbereik is de doelstelling om een sterke filminfrastructuur in Amsterdam te ontwikkelen voor films op het raakvlak van seksuele diversiteit en migrantengemeenschappen. De aanvrager wil meer inzetten op kennisuitwisseling met filmmakers, debatten en nagesprekken en beter in beeld krijgen hoe andere internationale filmfestivals werken aan hun publieksbereik.

Om bovenstaande ontwikkeldoelen te bereiken wil Art.1 een trainingsprogramma volgen over de ontwikkeling van filmfestivals, werkbezoeken afleggen aan buitenlandse filmfestivals, een coach aantrekken, een intensieve samenwerking aangaan met Stichting DW-RS, een salesmedewerker inhuren, een filmfestival-databaseprogramma implementeren en, tijdens IQMF, een conferentie opzetten waar kennisdeling centraal staat.

Stichting Art.1 vraagt aan het AFK een bijdrage van gemiddeld € 38.250 per jaar, waarvan gemiddeld € 16.750 voor de realisatie van het ontwikkelplan en € 21.500 voor de reguliere activiteiten.

Beoordeling ontwikkelplan

Beginsituatie, einddoel en noodzaak ontwikkeling

De commissie beoordeelt de beschrijving van de beginsituatie, het einddoel en de noodzaak tot ontwikkeling als zwak.

In een trackrecord wordt duidelijk uiteengezet hoe de organisatie zich ontwikkelde tot waar ze nu staat. Art.1 richt zich op relevante maatschappelijke thema's die niet alleen in Nederland, maar ook in de rest van Europa actueel zijn. De commissie vindt het echter een gemis dat de artistieke inhoud van de producten en activiteiten niet duidelijk wordt uit het ontwikkelplan. De commissie mist verder een zelfkritische analyse; de activiteiten worden vooral als succesvol beschreven. Art.1 gaat naar de mening van de commissie te summier in op de knelpunten van de afgelopen periode en beantwoordt niet de vraag waarom sommige kanten van de organisatie aandacht behoeven.

De organisatie positioneert zich in het ontwikkelplan op heel uiteenlopende manieren en lijkt daarin geen heldere keuzes te maken. Dit resulteert in een veelheid aan doelstellingen, waarvan de onderlinge samenhang niet voor zich spreekt. Art.1 wil een productiehuis zijn voor film en theater, een filmfestival, talentontwikkelaar en een debat- en (internationaal) outreachplatform. In de aanvraag lijkt de organisatie echter grotendeels opgevat te worden als het filmfestival, waar soms ook de andere activiteiten bij worden betrokken. De commissie mist een consistente blik op de organisatie, verbonden aan de beoogde ontwikkeldoelen. Bovendien vindt de commissie de inhoudelijke beschrijving van de doelen te onduidelijk uitgewerkt; een toetsbare vertaling mist in de meeste gevallen. De commissie vindt het daarom lastig te beoordelen in hoeverre de gestelde doelen allemaal noodzakelijk zijn.

De keuze voor en de inzet van een coach worden uitgebreid toegelicht in de aanvraag. De organisatie kiest ervoor niet bij een groot filmfestival stage te lopen, maar als coach een zakelijk leider aan te trekken van een kleine (festival)producent op het gebied van storytelling, dans en theater. Deze keuze vindt de commissie redelijk overtuigend. De commissie begrijpt dat de organisatie de kleinere schaal waarop de coach werkt passender vindt. De coach is daarnaast voldoende ervaren op zakelijk gebied. Inhoudelijk gezien constateert de commissie dat de coach vooral expertise heeft op het gebied van theater, niet op het gebied van film. Art.1 is bovendien voornemens om tijdens de coachingsperiode samen met de coach een theatervoorstelling te coproduceren. De commissie wijst erop dat voor effectieve coaching voldoende afstand tot de organisatie wenselijk is.

Instrumenten

De commissie beoordeelt de motivering voor in te zetten instrumenten als voldoende.

De instrumenten bestaan onder meer uit een cursus festivaldevelopment in Kroatië, bezoeken aan buitenlandse festivals, een internationale training over queer- en migratie-gerelateerde onderwerpen en de bovengenoemde samenwerking met een coach. Verder wil de organisatie een filmfestival-database-app gaan gebruiken en een bureaumedewerker aantrekken voor sales en productie.

Festivalbezoek en reizen behoren naar de mening van de commissie zeker tot de corebusiness van een festivalorganisatie. Daarnaast erkent de commissie het belang van het opbouwen van een wereldwijd netwerk. Ook de implementatie van een databasesysteem vindt zij voor de organisatie in deze fase van haar ontwikkeling zinvol. Het inhuren van een bureaumedewerker die sales- en uitvoerende productietaken moet gaan doen vindt de commissie echter minder overtuigend uitgewerkt. Deze medewerker moet uiteenlopende rollen en expertises verenigen. Hoe die rollen succesvol te combineren wordt niet duidelijk uit de aanvraag. Naar het oordeel van de commissie kunnen vooral het aantrekken van een coach en het inhuren van nieuw personeel impact genereren op de ontwikkeling van de organisatie als geheel. De andere instrumenten daarentegen komen vooral ten goede aan het filmfestival.

Een stapsgewijze inzet van deze instrumenten om tot de beoogde resultaten te komen, is naar de mening van de commissie summier uitgewerkt: deze wordt alleen beschreven voor de inzet van de coach.

Realisme en omgevingsbewustzijn

De commissie beoordeelt het realisme en de blijk van omgevingsbewustzijn als voldoende.

De aanvrager is zich bewust van haar omgeving. De organisatie stelt in zowel programmering als doelgroepenbenadering migrantengroepen, waaronder (LHBT-)asielzoekers en expats, centraal om zich te onderscheiden van bijvoorbeeld de Roze Filmdagen. Op maatschappelijk gebied is de organisatie duidelijk ingebed met presentaties op scholen en buurthuizen verspreid door de stad. Art.1 stelt belangwekkende maatschappelijke thema's centraal. Met het oog op de doelstelling van de organisatie om een sterke filminfrastructuur in Amsterdam te ontwikkelen voor films op het raakvlak van seksuele diversiteit en migrantengemeenschappen vindt de commissie het echter opvallend dat op dit terrein nauwelijks samenwerkingspartners worden benoemd in de aanvraag.

Van het realisme van het ontwikkelplan is de commissie niet overtuigd. De commissie is van mening dat Art.1 zich ten opzichte van haar beginsituatie te veel doelen tegelijk stelt. Dat vertaalt zich in een waaier aan instrumenten met te weinig onderlinge samenhang. Het is weliswaar een kracht van de organisatie om een breed aanbod aan activiteiten te organiseren, maar de commissie meent dat de voorgestelde grote groei van al deze onderdelen tegelijk voor een dergelijke kleine organisatie niet realistisch is. Art.1 onderbouwt verder niet duidelijk in haar plan hoe de verschillende onderdelen elkaar aanvullen en waarom de ontwikkeling van de nieuwe activiteiten de meest effectieve koers is. De commissie vindt meer focus belangrijk.

Evaluatie en bestendiging van resultaten

De commissie beoordeelt de wijze van evaluatie en bestendiging van resultaten als zwak.

Er staat weliswaar evaluatie gepland, maar deze staat in de schaduw van de ambitieuze ontwikkelplannen en ligt grotendeels in handen van de coach. Daarvan kan de commissie zoals reeds gezegd niet inschatten in hoeverre hij de organisatie kritisch kan beoordelen vanwege de plannen tot verdergaande samenwerking. De commissie meent dat de voorgenomen evaluatie onvoldoende houvast geeft voor een gestructureerde verdere ontwikkeling van Art.1. De enige stakeholder die betrokken wordt bij de evaluatie is, naast de coach, het AFK. Dat vindt de commissie een weinig scherpe benadering, te meer daar de organisatie een belangrijke rol ambieert in de Amsterdamse filminfrastructuur.

Ten aanzien van het verankeren van de resultaten in de organisatie schrijft Art.1 alleen dat het traject mogelijk leidt tot een verdergaande samenwerking met de coach. Zij gaat niet in op de verankering van de zakelijke en financiële resultaten. In hoeverre na twee jaar continuïteit van de ingezette ontwikkelingen kan worden gegarandeerd kan de commissie daarom niet inschatten.

Delen van resultaten

De commissie beoordeelt de bereidheid tot het delen van resultaten als voldoende.

Zoals ook uit de plannen voor de conferentie en de IQMF Academy blijkt, is een van de uitgangspunten voor de organisatie het creëren van betrokkenheid en kennisdeling onder professionals en publiek, van beleidsmakers tot jongeren. Daarnaast wil de organisatie samenwerkingsmogelijkheden zoeken in binnen- en buitenland. De uitwerking van deze voornemens is weinig concreet, maar de voornemens passen naar de mening van de commissie in beginsel bij de doelgroep en het plan.

Conclusie

Op basis van de beoordeling van de afzonderlijke criteria is de commissie van mening dat het ontwikkelplan van stichting Art.1 niet van voldoende kwaliteit is. Zij adviseert daarom de aanvraag niet te honoreren.

Commissie en adviseurs

De aanvraag is beoordeeld door de adviescommissie Visuele kunsten.