If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution

BFNA
Aangevraagd: € 125.000
Toegekend: € 92.831

Inleiding 

If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution (hierna; If I Can’t Dance) is een organisatie voor beeldende kunst die zich in haar beleid en programma toelegt op de ontwikkeling, productie en presentatie van live performance, alsook op onderzoek naar performance. If I Can’t Dance ziet zichzelf als een schakel tussen opleidingsinstituten en residenties die (inter)nationaal performancetalent voortbrengen, de presentatie-instellingen en musea die aandacht hebben voor performance, en de productiehuizen in andere disciplines, zoals dans en theater. Het programma gaat volgens de aanvrager uit van de volgende kernactiviteiten: producties maken met kunstenaars en onderzoekers (kunsthistorici, curatoren, schrijvers), en het publiek op verschillende manieren en momenten bij onderwerpen betrekken - onder andere via het tweejaarlijkse themaprogramma en daarnaast ‘reading groups’, radioshows, symposia en publicaties. Hierbij wordt performance gesitueerd in een breder kader van cultuur en maatschappij. 

If I Can’t Dance benoemt in haar plannen voor de komende beleidsperiode 2021-2024 een talentontwikkelingsprogramma en een programma rondom archiveren en documenteren van de performances. Tevens ligt er een plan om - na een lange nomadische periode - een vaste studio te realiseren. Hier kunnen kunstenaars en jong talent performances ontwikkelen en presenteren met professionele en publieke feedback.

If I Can’t Dance ontvangt in de periode 2017-2020 een vierjarige subsidie binnen het kunstenplan van € 89.750 per jaar (incl. indexatie 2020). 
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld 
€ 125.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan. 


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende. 
If I Can’t Dance richt zich op ontwikkeling, productie en presentatie van performance en heeft hierbij volgens de commissie een eigenzinnige artistieke benadering. Dit wordt bijvoorbeeld voelbaar in het feministisch perspectief waar de organisatie vanaf het begin trouw aan is en de wijze waarop de organisatie zich richt op performance in de breedte. De commissie vindt dat de organisatie in de programmering verbinding legt met urgente en actuele maatschappelijke en politieke vraagstukken. Zo gaat de editie Bodies & Technologies (2021-2022) over technologie in relatie tot de emancipatie van en controle over het lichaam. De thema’s en richtingen die If I Can’t Dance kiest vindt de commissie overwegend boeiend en prikkelend, evenals de keuze voor onderzoekers en makers, al constateert de commissie dat de aanvrager dat laatste nauwelijks motiveert. De commissie constateert dat If I Can’t Dance in de aanvraag niet reflecteert op de positie van de performance binnen de huidige kunstwereld en wat de belangrijkste ontwikkelingen van het genre zijn. De commissie vindt dit een gemis voor een organisatie die zichzelf als ontwikkelinstelling presenteert voor performance, temeer omdat het veld volgens de commissie juist nu verandert en performance breder gezien meer aandacht krijgt. 
De commissie mist ook reflectie op de functie van de vele samenwerkingen die de organisatie aangaat in relatie tot de artistieke eigenheid. De aanvraag spreekt van het streven naar ‘optimale resonantie’ en dat er ‘uitwisseling mogelijk is’ maar gaat hier verder niet op in, waardoor de indruk bij de commissie ontstaat dat publiek en context maar beperkt een rol spelen. Daarnaast meent de commissie dat de organisatie zichzelf in de uitwerking van thema’s te weinig confronteert met wezenlijk andere, politiek afwijkende contexten. De commissie meent dat If I Can’t Dance artistiek gezien hierin meer risico kan nemen. Dit zou de artistieke eigenheid kunnen versterken. 

If I Can’t Dance heeft een eigen publiek dat volgens de aanvrager voornamelijk uit kunstprofessionals en -studenten bestaat. De commissie merkt op dat het publiek de organisatie trouw volgt ondanks het nomadische bestaan, maar mist in de aanvraag informatie over de artistieke betekenis van het programma voor dit eigen publiek. If I Can’t Dance heeft zichzelf opnieuw tot doel gesteld om de betekenis van haar programma voor het beoogde publiek te vergroten middels publieksprogramma’s met aansprekende thema’s. Een voorbeeld is een programma over kunstenaarsarchieven waarmee een verband wordt gelegd met social media rond de vraag ‘waarom zijn we steeds bezig ons leven vast te leggen?’ De commissie meent dat de aanvrager enigermate ingaat op de beoogde artistieke betekenis van het theoretische deel van het programma, maar niet op de betekenis van het performancedeel. De commissie meent in het algemeen dat If I Can’t Dance zich bewuster zou kunnen zijn van de rol van het publiek bij performance, waardoor de artistieke betekenis hiervan voor het publiek beter in beeld zou komen. 

If I Can't Dance geeft aan dat zij de afgelopen jaren haar plek heeft verstevigd als organisatie voor performance binnen de hedendaagse kunst; zowel nationaal als internationaal. De commissie constateert dat dit blijkt onder meer uit samenwerkingen met gevestigde kunstinstellingen zoals het Stedelijk Museum Amsterdam en Tate Modern. De organisatie benoemt een aantal artistieke ambities voor de komende beleidsperiode. Omdat de organisatie niet reflecteert op de eigen artistieke ontwikkeling, krijgt de commissie geen inzicht in hoe de ambities voor de komende periode noodzakelijk voortvloeien uit de resultaten in het verleden. 
If I Can’t Dance wil een talentontwikkelingsprogramma opzetten om haar jarenlange expertise en ervaring in te zetten in de begeleiding van afgestudeerde kunstenaars richting een praktijk. De commissie vindt het een passende ontwikkeling voor de organisatie om een brug te vormen voor jonge makers tussen opleiding en praktijk, maar leest in de aanvraag niet hoe de artistieke begeleiding concreet wordt ingevuld, waardoor de rol van de organisatie met name faciliterend is en niet is gericht op de artistieke ontwikkeling van de kunstenaar. 
De aanvrager wil tevens een nieuw programma opzetten rondom archiveren en documenteren, onder andere rondom het Mickery Theater. De commissie is positief over het op te zetten archief- en documentatieprogramma en onderkent het belang van documentatie en registratie bij ‘time-based’ kunsten. De commissie was echter weinig positief over de visuele documentatie die de organisatie meestuurde met de aanvraag. De commissie ziet hierin een discrepantie met de ambitie van de aanvrager om jonge kunstenaars te ontwikkelen op gebied van documentatie en registratie. De komende beleidsperiode wil If I Can’t Dance haar nomadische werkwijze aanvullen met een vaste studio. De commissie begrijpt deze ontwikkelingswens en constateert dat deze past bij de ambities van de organisatie voor talentontwikkeling, archivering, professionalisering en uitwisseling met publiek. 
De commissie constateert in het algemeen dat de organisatie de komende periode de activiteiten sterk uit wil breiden. Maar het is de commissie niet altijd duidelijk of en hoe de doelen inhoudelijk een noodzakelijke toevoeging vormen op de huidige koers. Ook mist de commissie in het plan een reflectie op de artistieke ontwikkeling van de belangrijkste gezichtsbepalende artistieke medewerkers van If I Can’t Dance. Het blijft daardoor onduidelijk hoe de stichting investeert in het potentieel en de ontwikkeling van de directeur en de medewerkers.


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende. 
De commissie merkt op dat uit de aanvraag niet blijkt hoe de organisatie zich verbindt met de stedelijke of maatschappelijke vraagstukken. Via Radio Emma is er sprake van enige verbinding met stedelijke thematiek alsook via maatschappelijke organisaties zoals de Black Student Union, maar het plan bevat volgens de commissie echter weinig concrete stappen richting meer verbinding. De commissie meent dat de intentie van de aanvrager om zich meer haar omgeving te richten door de toekomstige vaste ruimte aan te bieden aan buurtinitiatieven, de verbinding met de stedelijke samenleving en de buurt wel kan verstevigen. 

If I Can’t Dance heeft een nomadische werkwijze waardoor activiteiten op diverse plekken plaatsvinden in de stad. Hoewel het nomadisch bestaan van I Can’t Dance een uitgelezen mogelijkheid biedt om activiteiten over de hele stad te spreiden, constateert de commissie dat de meeste van de activiteiten plaatsvinden in het centrum. Dit vindt de commissie gezien de mogelijkheden die If I Can’t Dance heeft teleurstellend. De organisatie heeft volgens het plan samengewerkt met Bijlmer Parktheater in Zuidoost en ZID Theater in West en ze presenteert plannen voor de komende beleidsperiode om publiek te bereiken in een wijk als Osdorp en stadsdelen als Zuidoost en West. Hiermee maakt de organisatie volgens de commissie haar intenties om deze lijn te continueren duidelijk, waardoor de organisatie naar mening van de commissie enigszins bijdraagt aan spreiding van activiteiten over de stad.

If I Can’t Dance kiest als eigen accent voor Wereldstad. De commissie vindt dat de aanvrager dit overtuigend uitwerkt in de aanvraag. If I Can’t Dance haalt internationale makers, publiek en expertise naar de stad, wat volgens de commissie leidt tot een kosmopolitische invalshoek in de programmering. Het internationaal delen van eigen producties draagt volgens de commissie tevens bij aan de positionering van Amsterdam als wereldstad. 


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.  
De commissie meent dat If I Can’t Dance een goed gestructureerd fundament heeft opgebouwd voor de organisatie en de werkwijze door te werken in cycli van tweejaarlijkse thema-edities met daarnaast researchprojecten en theoretische programma’s. De commissie vindt het passend dat de organisatie de komende beleidsperiode voortbouwt op deze uitgezette lijnen. De commissie constateert dat er een ambitieus en breed programma ligt dat voor een kleine organisatie veel voeten in aarde zal hebben, onder andere door de inzet op talentontwikkeling, historisch onderzoek en de uitbreiding van educatie. De commissie heeft vertrouwen in het vakmanschap van de organisatie om dit plan tot uitvoering te brengen. Tegelijkertijd meent ze dat de organisatie zich moet beraden op het hoe en waarom van de uitbreiding van activiteiten gezien de begrotelijkheid van deze activiteiten en het risico dat daarmee gemoeid is. De commissie zet dan ook enige vraagtekens bij het realisme en uitvoerbaarheid van het plan in de huidige vorm. 

Volgens de commissie is er over het algemeen sprake van een gezonde bedrijfsvoering. De organisatie beschikt over genoeg eigen vermogen en de liquiditeit is op orde. De commissie is positief over de in 2019 ingevoerde organisatorische veranderingen, waarbij onder andere de zakelijke taken bij de directeur zijn komen te liggen en de administratie is uitbesteed. Risico’s ziet de commissie in het feit dat de directeur lang en nadrukkelijk aan het roer staat en de enige is met een vaste aanstelling. Dit maakt de organisatie in de ogen van de commissie kwetsbaar. De commissie vindt het wenselijk dat kennis en expertise breder gedragen worden en verankerd zijn binnen de organisatie. 

De commissie zet vraagtekens bij de haalbaarheid van het gehele programma binnen de gestelde begroting gezien de toename van het aantal producties en activiteiten op gebied van talentontwikkeling. If I Can’t Dance wil fors meer publieksinkomsten generen via marketing, talentontwikkelactiviteiten en educatie. De commissie vindt de verwachte stijging van publieksinkomsten niet reëel, aangezien deze publieksinkomsten tot op heden beperkt waren. De begroting laat volgens de commissie ook zien dat de begrote educatie-inkomsten in de komende periode dalen. De commissie concludeert dat de genoemde ambitie om het aandeel eigen inkomsten binnen het totale dekkingsplan te vergroten, niet terugkomt in de begroting. Met de fondsen is een goede relatie opgebouwd getuige de toekenningen van de afgelopen jaren. De commissie meent echter dat er sprake is van een weinig evenwichtige financieringsmix. De afhankelijkheid van publieke middelen van de aanvrager neemt in de komende beleidsperiode toe en is daarmee aanzienlijk. De commissie ziet hierin een risico en constateert dat de aanvrager niet reflecteert op wat er gedaan wordt wanneer de inkomsten wegvallen.

De commissie merkt op dat er geen sprake is van een marketingplan. De aanvraag spreekt van gedegen communicatie vooraf, tijdens en na programmaonderdelen. If I Can’t Dance zet advertenties, nieuwsbrieven, social media alsook podcasts in, maar hoe deze worden ingezet beschrijft de organisatie maar beperkt. Doelgroepen worden slechts summier omschreven. De organisatie wil gebruik maken van de expertise van samenwerkingspartners om een breder publiek te bereiken, maar ook hier mist de commissie een strategie of inzicht in resultaten uit het verleden met deze aanpak. Gezien het feit dat de organisatie opnieuw aangeeft meer publiek te willen bereiken en de constatering dat deze wens de afgelopen jaren nauwelijks is gerealiseerd, vindt de commissie dit een gemis in de aanvraag. 
De organisatie beoogt een publieksgroei voor niet-festivaljaren maar levert hier geen onderbouwing voor. De commissie constateert tevens dat het aantal activiteiten in Amsterdam afneemt terwijl de organisatie aangeeft zich meer te willen wortelen in de stad. Hieruit blijkt volgens de commissie dat er geen sprake is van een visie op publieksgroei verbonden aan marketingacties. Het aanstellen van een communicatiemedewerker en ‘Instagramcurator’ ziet de commissie als een goede stap. De commissie concludeert dat het beleidsplan voor de komende periode slechts een aanzet bevat voor een marketingplan en dat de organisatie die nog uit moet werken. 


Diversiteit en inclusiviteit

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende. 
If I Can’t Dance geeft aan dat het aandeel van Nederlandse makers met een cultureel diverse achtergrond in het programma klein is. De organisatie formuleert voor verschillende programmalijnen concrete ambities en acties, bijvoorbeeld om voor het hoofdprogramma twee cultureel diverse kunstenaars/onderzoekers te zoeken in samenwerking met CBK Zuidoost. If I Can’t Dance benoemt acties zoals het verrichten van onderzoek naar makers/onderzoekers met een cultureel diverse achtergrond, en het geven van aandacht aan niet-westerse opvattingen over archiveren. Ook binnen het Young Practice Program heeft de organisatie aandacht voor diversiteit en inclusie. De commissie is positief over het feit dat de aanvrager reflecteert op de huidige situatie en ambities formuleert, maar concludeert dat de acties vooral aanzetten zijn. De commissie meent dat If I Can’t Dance met concretere stappen moet komen om bij te dragen aan een cultureel divers en inclusief aanbod. 

If I Can’t Dance heeft naar eigen zeggen een zeer internationaal publiek, en constateert zelf dat het aandeel van cultureel divers publiek daarbinnen klein is en dat dit aandacht behoeft. If I Can’t Dance formuleert de ambitie om beleid te ontwikkelen ten aanzien van communicatie in relatie tot diversiteit en inclusie en om een communicatiefunctionaris en instagramcurator aan te stellen met een cultureel diverse achtergrond als deel van de aanpak. De aanvrager wil dat culturele diversiteit en inclusie een essentiële plaats in gaan nemen binnen de communicatie en wil publieksonderzoek laten uitvoeren door een expert op dit gebied. Ook wil de organisatie meer doen met het potentieel van het interdisciplinaire domein en met ideeën die er zijn voor projecten in club- en modecontext. De commissie merkt op dat er sprake is van bewustzijn van het belang van een cultureel divers publiek, maar vindt de acties weinig concreet uitgewerkt en kan op basis hiervan niet goed beoordelen hoe de aanvrager hiermee daadwerkelijk een cultureel divers publiek bereikt. 

If I Can’t Dance geeft aan dat het team op dit moment wel internationaal maar niet cultureel divers is. De organisatie heeft ambities en acties geformuleerd om het medewerkersbestand cultureel diverser te maken, zoals bijvoorbeeld het aanstellen van een Hoofd Communicatie en Officemanager met een cultureel diverse achtergrond en de wens naar meer diversiteit bij de uitbreiding van het kernteam, de betrokken externen en stagiaires. De aanvrager geeft aan hulp in te schakelen van een bureau bij het schrijven en verspreiden van de betreffende vacatures. Opnieuw vindt de commissie de acties weinig concreet of overtuigend. De commissie merkt ook op dat met de recente aanstelling van twee curatoren niet is ingezet op diversiteit. Het lukt If I Can’t Dance naar eigen zeggen vrij goed om partners aan zich te binden met een cultureel diverse achterban. De structurele samenwerking met CBK Zuidoost kan dit nog gaan versterken, meent de commissie. De commissie concludeert dat de organisatie aandacht heeft voor culturele diversiteit binnen de eigen organisatie maar ze vindt de uitwerking ervan te vrijblijvend en weinig concreet.  


Conclusie

De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van If I Can’t Dance gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 89.750 per jaar. 
De commissie constateert dat de aanvrager de afgelopen periode de doelstelling om een groter publiek te bereiken niet heeft gerealiseerd en heeft er geen vertrouwen in dat dit met het huidige plan wel gerealiseerd wordt. Daarnaast vindt de commissie de uitbreiding van activiteiten voor de komende periode niet overtuigend onderbouwd of uitgewerkt in het plan. De commissie adviseert daarom om de subsidie op het huidige niveau te continueren. 


De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie BFNA.