Rijksakademie van beeldende kunsten

BFNA
Aangevraagd: € 200.000
Toegekend: € 120.000

Inleiding

De Rijksakademie ziet zichzelf als selecteur en facilitator van uitzonderlijk talent en wil een spil zijn in het culturele veld. In het tweejarig residency-programma werken circa vijftig kunstenaars (de helft uit Nederland, de andere helft uit de hele wereld) aan onderzoek, experiment en productie van nieuw werk. Het zijn kunstenaars die op een keerpunt staan in hun artistieke carrière en die met intensieve coaching en begeleiding én toegang tot een arsenaal aan faciliteiten en netwerk tot nieuwe baanbrekende werken kunnen komen. Het werk van alumni is te zien in onder meer musea, presentatieplatforms, op straat, in festivals, in publieke gebouwen en in collecties. De Rijksakademie zegt dat residenten en alumni zo’n 50-75% van het Amsterdamse galerie-aanbod uitmaken en dat de tentoonstelling van Gemeentelijke Kunstaankopen in het Stedelijk Museum voor een groot deel uit Rijksakademiekunstenaars bestaat.

De Rijksakademie wil een grotere rol spelen in het culturele ecosysteem en een voortrekkersrol vervullen in artistieke en maatschappelijke ontwikkelingen. In de komende periode zal de Rijksakademie zich daarom meer openen, zonder afbreuk te doen aan de kern: ruimte, reflectie en concentratie voor kunstenaars. In de komende vier jaar zal zich dat vertalen in een interne verbreding van kennisuitwisseling, nieuwe faciliteiten rondom digitale ontwikkelingen, een ‘social practice workshop’ voor sociale/participatieve projecten in de buurt en verdere openstelling van de Rijksakademie met een groter publieksprogramma, banden met lokale partners en veranderde communicatie.

De Rijksakademie ontvangt een vierjarige subsidie 2017-2020 binnen het Kunstenplan van € 105.976 per jaar (incl. indexatie 2020).
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 200.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als goed.
De Rijksakademie heeft in de ogen van de commissie een prettig gestructureerde en bezielde aanvraag voorgelegd. De commissie ziet in de Rijksakademie een gerenommeerde instelling die al 150 jaar lang residenties biedt en blijft bieden, met een overtuigende artistieke signatuur in begeleiding en selectie. Kunstenaars kunnen, omgeven door een rijkdom aan faciliteiten en met begeleiding op maat, gedurende twee jaar in alle rust werken. In de selectie van kunstenaars omarmt de Rijksakademie de pluriformiteit, en de commissie ziet hoe de Rijksakademie keer op keer kunstenaars weet te vinden die van belang kunnen zijn voor de toekomst van de beeldende kunst: veel voormalige residenten nemen een prominente plek in het internationale kunstenveld in. De bijzondere mix van residenten, waarbij een nieuwe combinatie van fysiek makerschap en een enigszins maatschappelijke insteek prevaleert boven puur formele criteria als vakmanschap, levert volgens de commissie de kunstenaars ook een hecht en professioneel netwerk op. De ambitie om een nieuw geluid in de kunsten een kans te geven, met bijvoorbeeld ruimte voor collectieven, vindt de commissie aansprekend. 

De Rijksakademie bedient enerzijds de kunstprofessionals en wil anderzijds een nieuw en breder publiek van geïnteresseerden aantrekken. De artistieke betekenis voor de professionals vindt de commissie zonder meer groot. Het feit dat een voorhoede van jonge residenten, die zich nog niet of nauwelijks bewezen heeft, tijdens de Open Dagen laat zien wat zij in haar mars heeft, heeft volgens de commissie een duidelijke impact op het publiek. Het publiek krijgt een kijkje in de keuken van de kunst en wordt deelgenoot van het artistieke onderzoek. Ook de grote schaal van het evenement en de kwaliteit van de residenten maakt de Open Dagen tot een redelijk uniek moment op de culturele jaarkalender. De commissie plaatst een kanttekening bij de artistieke betekenis voor het beoogde nieuwe publiek dat de Rijksakademie met lezingen en de social practice workshop wil bereiken. Dit publiek loopt uiteen van breed in kunst geïnteresseerden tot mensen uit alle lagen van de bevolking. De commissie vindt dat de Rijksakademie duidelijker kan zijn voor welke specifieke nieuwe doelgroepen zij relevant wil zijn. 

De Rijksakademie wil de komende periode enkele accenten verleggen, waarmee de directeur Emily Pethick haar beleid kan aanscherpen. Reflecterend op de voorafgaande periode wil zij meer openheid bewerkstelligen, verbindingen leggen met sociale en culturele partners in de stad en het publiek verbreden. Een belangrijk onderdeel is de social practice workshop waarin verbindingen tussen kunstenaars en de stad en haar bewoners wordt gefaciliteerd. De commissie vindt deze ontwikkeling interessant en urgent, omdat de Rijksakademie een besloten uitstraling heeft. De uitwerking van deze social practice verdient in de ogen van de commissie nog wat aanscherping, zoals de nadere formulering van thema’s en de gebieden van het internationale discours waarop deze workshop zal aansluiten. Daarnaast wil de Rijksakademie meegaan in huidige vakmatige ontwikkelingen zoals digitalisering en intensiever gaan samenwerken met de wetenschap. Dit zijn inhoudelijke aanpassingen, waarmee de organisatie in de ogen van de commissie in de pas loopt met de actualiteit. De ruimte en steun die kunstenaars krijgen om zichzelf te ontwikkelen vindt de commissie royaal en van hoge kwaliteit, vanwege de duur van de residentie, de vrijheid en de uitgebreide faciliteiten. Het plan gaat niet nader in op de manier waarop de medewerkers van de Rijksakademie zich artistiek kunnen ontwikkelen.


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als goed.
De Rijksakademie wil een grotere rol spelen en zich meer verbinden met de stedelijke omgeving. Zij zoekt hierin aansluiting met Amsterdam-Oost. Gezien de vestiging in het oosten van het centrum vindt de commissie dit een logische stap. De academie wil dit doen door onder andere de uitbreiding van educatieve programma’s (Metis Montessori) en het voortzetten van samenwerking met kennisinstituten als Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG), het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en het Tropenmuseum. De commissie heeft er vertrouwen in dat de Rijksakademie met deze partners haar belang voor de stad kan vergroten. Zo wil het bestuur van het OLVG de samenwerking een verplicht onderdeel laten zijn in het curriculum van artsen in opleiding. Voor het leggen van verbindingen met bewoners kiest de Rijksakademie voor social practice, een kunstvorm die niet gericht is op een fysiek werk maar op een kritische interventie, een debat of sociale uitwisseling. Omdat de Rijksakademie in 2019 onderzoek heeft gedaan naar potentiële maatschappelijke partners en hiervoor een nieuwe functie creëert die zij ‘social technician’ noemt, heeft de commissie vertrouwen dat de Rijksakademie haar verbinding met de stedelijke samenleving ook hiermee zal weten te vergroten. 

Veel van de activiteiten vindt op de eigen locatie in het centrum plaats, maar de instelling zal haar blik richten op Oost waar activiteiten plaatsvinden met en bij maatschappelijke partners en buurtinstellingen. Hierdoor draagt de Rijksakademie in enige mate bij aan spreiding van activiteiten over de stad. 

De Rijksakademie kiest voor Wereldstad als eigen accent. Met haar rol en reputatie in de internationale context vindt de commissie dit een logische keuze. Uit het plan blijkt dat de Rijksakademie een scala van internationale expertise, waaronder Art Collaboratory dat gericht is op maatschappelijke verandering vanuit de kunst en aansprekende kunstenaars naar Amsterdam brengt. Er ontstaat daarmee volgens de commissie een bijzonder gemengde gemeenschap van internationale kunstenaars, die zijn sporen nalaat in het Amsterdamse culturele veld en deels weer uitvliegt over de hele wereld na afloop van hun residentie. 


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.
De Rijksakademie heeft een plan voor de organisatie en de werkwijze neergelegd dat voortborduurt op jarenlange ervaring en expertise. De commissie is positief over het voorgestelde traineeprogramma, dat voor verjonging moet zorgen in de werkplaatsen. Jonge mensen worden geschoold in ambachtelijke kennis om kunstenaars in de toekomst te kunnen adviseren. Hiermee blijft deze kennis behouden en ontstaat er een organische vermenging van ambacht met nieuwe digitale technieken. Naar het oordeel van de commissie beschikken de organisatie en de begeleidende experts over voldoende vakmanschap om vertrouwen te hebben in de uitvoerbaarheid van het plan. De commissie plaatst kanttekeningen bij de omvang van de activiteiten. Zo verdrievoudigt het aantal activiteiten bijna tussen 2018 en 2024. De noodzaak voor vernieuwing en openheid onderschreef de commissie al hierboven, maar de noodzaak voor deze schaalvergroting wordt in het plan niet toegelicht. Een te grote openheid kan volgens de commissie ook een negatief effect hebben op de corebusiness van residenten en de rust waarin zij verondersteld worden te kunnen werken. Het plan zegt dat er nieuwe functies in de organisatie gecreëerd worden voor de nieuwe activiteiten, maar niet om hoeveel functies het gaat. De commissie is er daarom niet van overtuigd dat deze omvang van activiteiten wenselijk en realistisch is voor de organisatie. 

De Rijksakademie heeft volgens de commissie ondanks de bezuinigingen van enkele jaren geleden een gezonde bedrijfsvoering die voldoende basis geeft om de beoogde voornemens ten uitvoer te brengen als op de langere termijn effectief te functioneren. Enkele jaren geleden is een Trustfonds opgericht om de Rijksakademie overeind te houden toen de OCW-subsidie dreigde weg te vallen. Met een steunstichting als het Trustfonds kan de Rijksakademie risico’s spreiden, meer activiteiten uitvoeren en particulier geld verwerven. Dit vindt de commissie een goede vorm van toekomstbestendig ondernemerschap. Uit de bestuursverslagen blijkt dat er een personele en inhoudelijke verwevenheid is tussen de Rijksakademie en deze steunstichting. Beide instellingen rapporteren hierin over deels dezelfde activiteiten. De commissie had hierover graag een toelichting gelezen in het ondernemingsplan en vindt deze verwevenheid onwenselijk. 

De Rijksakademie heeft naar het oordeel van de commissie een summiere begroting opgesteld, die ondanks de toelichting nog veel vragen oproept bij de commissie. De commissie is positief over de vergoedingen voor de residenties. De Rijksakademie weet een groot budget aan sponsoring te generen en is daarnaast voor een groot deel afhankelijk van de bijdrage van OCW. De commissie vindt dat er sprake is van een goede financieringsmix voor een instelling die zich toelegt op talentontwikkeling. De verhoging van de meerjarenbegroting met bijna 20% is in de ogen van de commissie aanzienlijk. Deze wordt slechts ten dele verklaard vanuit de stijging van activiteitenlasten op het gebied van de social practice workshop, het traineeprogramma en het uitgebreidere publieksprogramma. De projectkosten zijn als één bedrag zonder specificatie opgenomen en de commissie mist in de plannen eveneens wat de frequentie is van elk van deze activiteiten. Het aantal bezoekers laat een veel minder grote stijging zien dan het aantal activiteiten. Daarmee vindt de commissie de groei van budget en de groei van publiek uit verhouding. Concluderend vindt de commissie de begroting slechts ten dele passend bij het plan van activiteiten. 

De commissie constateert dat er nauwelijks sprake is van een uitgewerkt marketingplan. De commissie is positief dat de organisatie bewezen heeft de Open Dagen goed te kunnen vermarkten en dat ze regelmatig publieksonderzoek heeft gedaan. De publieke momenten van de Rijksakademie hebben elk jaar een eigen gezicht en specifieke vormgeving, die in de hele stad zichtbaar is. De commissie vindt het ook positief dat de Rijksakademie kijkt naar het wegnemen van praktische obstakels om het gebouw fysiek opener te maken, waarmee ze de drempel voor het publiek verlaagt. Maar een publiek programma door het jaar heen vraagt volgens de commissie om een hele andere marketing- en communicatieaanpak. De commissie mist in het plan een heldere marketingstrategie, omschrijving van de nieuwe doelgroepen en concrete acties om die doelgroepen te bereiken. Volgens de Rijksakademie moet dit plan nog ontwikkeld worden met een nieuw aan te nemen medewerker. De commissie concludeert dat het plan realistisch is voor de bestaande doelgroepen maar ontoereikend om nieuwe doelgroepen te bereiken. 


Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende.
De Rijksakademie heeft naar de mening van de commissie een eigen inspirerende visie geformuleerd op culturele diversiteit. Zij benoemt niet alleen wat culturele diversiteit inhoudt, maar ook welke kansen dit biedt voor kunstenaars, organisatie en publiek. De residenten vormen het hart van het programma. De samenstelling van deze groep is internationaal en cultureel divers. In het selectieproces wordt rekening gehouden met de context van de kunstenaars: er wordt gekeken naar de culturele achtergrond, opleiding en mogelijkheden die er in het land van herkomst zijn. De Rijksakademie merkt zelf op dat het aantal cultureel diverse kunstenaars van Nederlandse bodem nog laag is, en wil dit verbeteren. Gerichte acties en concrete doelstellingen hiervoor ontbreken nog. De commissie vindt dit een gemiste kans en verwacht daarom op korte termijn geen grote verandering.

Het publiek dat de Rijksakademie bezoekt is over het algemeen weinig cultureel divers. Met de nieuwe programmaonderdelen waarin samenwerking met de buurt wordt gezocht, wil de Rijksakademie een cultureel diverser publiek bereiken. Hiervoor wil de Rijksakademie samenwerken met culturele partners, als Framer Framed en The Black Archives. De commissie verwacht dat dit vooralsnog slechts kleine veranderingen teweeg brengt, omdat het marketingplan hiervoor nog ontwikkeld moet worden. Daarmee draagt de organisatie enigszins bij aan het bereiken van een cultureel divers publiek. 

De Rijksakademie is zich volgens de commissie ervan bewust dat, zeker gezien de internationale missie, diversiteit in de organisatie van belang is. Culturele diversiteit is op dit moment nog beperkt aanwezig in organisatie en raad van toezicht. In de komende jaren streeft de organisatie naar vergroting hiervan, en benoemt hiervoor enkele acties. Er worden gespecialiseerde partners voor de werving en selectie van nieuw personeel en bestuur/toezicht in de arm genomen en diversiteitstrainingen zijn onderdeel van het personeelsbeleid. Daarom verwacht de commissie dat de organisatie de komende jaren op organische wijze cultureel diverser zal worden. 


Conclusie

De commissie vindt de Rijksakademie van grote waarde voor kunstenaars en is positief over de programmatische vernieuwing en verbinding met Amsterdam, maar is niet overtuigd van de noodzaak van de omvang van deze activiteiten. 
De commissie adviseert daarom de aanvraag van de Rijksakademie gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 120.000 per jaar.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie BFNA.