Tropenmuseum/Nationaal Museum van Wereldculturen

Erfgoed
Aangevraagd: € 245.000
Toegekend: € 212.185

Inleiding

In het Tropenmuseum Junior maken kinderen in school- en familieverband kennis met de culturen van de stad Amsterdam. Elke 3,5 jaar produceert het museum een nieuwe expositie, door het Tropenmuseum betiteld als editie, rondom een bepaald thema, land of cultuur. Sabi Suriname, de huidige editie, opende in 2019.
Kenmerkend voor het Tropenmuseum Junior is de persoonlijke begeleiding van bezoekers. Daarvoor stelt het museum tentoonstellingsbegeleiders aan die geworteld zijn in de cultuur van de betreffende editie. De aanpak kenmerkt zich verder door de theatrale setting, een thema en activiteiten die aansluiten bij het onderwijscurriculum, meerstemmige en multidisciplinaire werkvormen en verbindingen tussen erfgoed en hedendaagse kunst en cultuur. Het museum wil zaken zoals discriminatie, vooroordelen en racisme bespreekbaar maken en kritisch denken en een open blik op andere culturen stimuleren. Talentontwikkeling staat hoog in het vaandel, niet alleen wat betreft de kinderen die het museum bereikt, maar ook als het gaat om de jonge tentoonstellingsbegeleiders. Omgekeerd leert ook het museum van de talenten. 
In de periode 2021-2024 richt het Tropenmuseum Junior zich op onderwijs- en publieksprogrammering voor een jong publiek, waarin cultureel erfgoed verbonden is aan burgerschap. Ook wil het aanvullende publieksprogrammering ontwikkelen, zoals specifiek aanbod rond Keti Koti of Surinaamse feesten. Het museum wil intensief samenwerken met het onderwijs en veel Amsterdamse basisscholen bedienen. Met basisschool Oscar Carré onderzoekt het museum wat een school nodig heeft bij cultuuronderwijs en ontwikkeling van burgerschapscompetenties. Talentontwikkeling en actieve begeleiding blijven speerpunten. Het accent ligt daarbij op cultureel diverse talenten. 
Het thema en de samenwerkingspartners voor de volgende editie zijn nog niet bekend. Uitvoerige research is nodig om een inclusief thema te kiezen dat zo veel mogelijk Amsterdammers aanspreekt. 

In het kader van het Kunstenplan 2017-2020 ontvangt Stichting Nationaal Museum voor Wereldculturen (Tropenmuseum) een bedrag van € 212.185 per jaar voor het Tropenmuseum Junior (incl. indexatie 2020). 
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage aan van gemiddeld € 245.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als goed. 
Het Tropenmuseum Junior heeft gedurende vele jaren van ontwikkeling een artistiek onderscheidend concept tot stand gebracht waarmee het niet-Europees erfgoed, kunst en geschiedenis aan kinderen presenteert. Kenmerkend voor dit concept is de intensieve samenwerking met organisaties en vertegenwoordigers van de culturen in kwestie. Het museum gebruikt zowel de eigen collectie van het Nationaal Museum voor Wereldculturen als objecten en verhalen van (voormalige) bewoners van het betreffende gebied. Voor elke nieuwe editie worden opdrachten verleend aan kunstenaars om nieuw werk te maken waarvan een selectie aan de collectie van het Nationaal Museum voor Wereldculturen wordt toegevoegd. In hoge mate kenmerkend voor de werkwijze van het Tropenmuseum Junior is ook de persoonlijke, intensieve begeleiding van schoolkinderen. Een bezoek aan het museum is mede daardoor een onderdompeling in een andere culturele of sociale context die op alle zintuigen een beroep doet. Hoewel het concept nog steeds ijzersterk is, vindt de commissie het niet in alle opzichten meer uniek. Inmiddels hebben ook in Amsterdam meer instellingen een vergelijkbare, sterk op samenwerking en interactie met maatschappelijke groepen gestoelde aanpak van tentoonstellingen maken, zoals De Nieuwe Kerk en The Black Archives. De bijzondere en effectieve cultuur-educatieve signatuur blijft niettemin een sterk punt van artistiek-inhoudelijke eigenheid. 

De commissie is van oordeel dat het Tropenmuseum Junior van artistieke betekenis is voor het beoogde publiek. Het museum slaagt er structureel in grote aantallen kinderen te trekken in zowel binnen- als buitenschoolse verbanden. Uit de waarderingsonderzoeken die het museum bij eerdere presentaties liet doen, blijkt bovendien dat de jonge doelgroep het museum hoog waardeert. De ervaring van commissieleden zelf bevestigen die uitkomsten: zelden zagen zij in een museum zulk enthousiast jeugdig publiek. 
Kinderen in Amsterdam groeien op in een stad met meer dan 170 nationaliteiten. Het Tropenmuseum Junior biedt ruimte voor interculturele ontmoetingen en impactvolle kennismaking met verschillende culturen. De jonge en cultureel diverse publieksbegeleiders spelen daarin een sleutelrol. Zij dagen kinderen uit om met een open blik naar andere culturen te kijken en zich te verplaatsen in de cultuur en achtergrond van medestadbewoners. De commissie stelt vast dat het voor de meeste musea moeilijk is om voet aan de grond te krijgen in het primair en voortgezet onderwijs. Het Tropenmuseum Junior slaagt daar goed in, mede dankzij heit feit dat het museum een hechte band onderhoudt met een grote groep docenten. De uitgebreide researchfase die aan iedere nieuwe editie voorafgaat voorziet onder andere in een toetsing of het nieuwe onderwerp aanslaat bij het beoogde publiek. Via klankbordgroepen wordt het publiek ook betrokken bij de verdere ontwikkeling van een nieuwe editie. De commissie stelt vast dat die vraaggerichte aanpak steeds weer zorgt voor een breed gedragen product dat het beoogde publiek bijzonder aanspreekt.

De plannen van het Tropenmuseum Junior voor de komende periode borduren voort op het bestaande concept, dat zijn kwaliteiten en succes ruimschoots heeft bewezen. De commissie ziet enige inhoudelijke ontwikkeling op het gebied van de optimalisering en intensivering van de talentontwikkeling van de jonge publieksbegeleiders, de versterking van de relatie met het (burgerschap)onderwijs en het delen van kennis en ervaring met andere instellingen. De commissie vindt dat het museum slechts in beperkte mate reflecteert op het succes van het concept en de precieze werking daarvan en hoe men van de opgedane kennis en ervaring gebruikt in een nieuwe editie. Het ondernemingsplan geeft geen informatie over de nieuwe editie of de onderwerpen die daarvoor worden verkend. In die zin blijft het onduidelijk hoe het museum zich na Sabi Suriname artistiek zal ontwikkelen. De werkwijze biedt ruimte voor de ontwikkeling van jong museumtalent en van makers aan wie het opdrachten verleent.


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als goed.
Tropenmuseum Junior gaat naar het oordeel van de commissie actief en effectief de verbinding aan met de stedelijke samenleving. Dat doet het bijvoorbeeld door intensieve relaties met het onderwijs. In de komende periode staan nauwe samenwerkingen op stapel met basisscholen om gezamenlijk onderzoek te doen naar effectieve manieren om cultuuronderwijs en burgerschapsvorming te verbinden. Het museum organiseerde de afgelopen jaren bovendien allerlei activiteiten met en in de buurt, zoals de Foodtours in de Dapperbuurt waarbij buurtbewoners culturele verhalen over eten delen, de familieprogramma’s voor vluchtelingen en de buurtsalon Amsterdam-Oost. Het ondernemingsplan maakt overigens niet duidelijk of en in hoeverre het museum de komende jaren dergelijke buurtactiviteiten zal organiseren. De commissie vindt dat het museum ook met zijn inzet voor de ontwikkeling van jonge cultureel diverse talenten in hun rol als publieksbegeleiders blijk geeft van verbinding met de stedelijke samenleving. 

Het Tropenmuseum Junior is gevestigd in Oost en draagt alleen daardoor al bij aan de spreiding van culturele activiteiten over de stad. De commissie constateert echter op basis van het ondernemingsplan dat het museum de komende periode geen moeite meer doet om zich ook in andere stadsdelen te manifesteren. Alle activiteiten vinden plaats in het museum zelf. Het museum geeft aan dat de arbeidsintensieve extramurale projecten van de laatste jaren, zoals de ZieZo Marokko-bus, weliswaar positieve reacties opleverden, maar dat de inspanningen qua tijd en budget niet in verhouding stonden tot het bereik. Het museum reflecteert in de aanvraag niet op de consequenties van het wegvallen van dergelijke outreach-activiteiten. De commissie is van oordeel dat het museum meer zou kunnen doen om gezinnen en kinderen voor wie de drempel voor een bezoek aan het museum hoog is op andere plekken en op alternatieve manieren te bereiken.

De keuze van het Tropenmuseum Junior voor het thema leefbare stad vindt de commissie logisch en passend gezien de aard van de activiteiten en de doelgroep van het museum. Het museum heeft zich met de eerdere edities van het Tropenmuseum Junior meer dan bewezen als podium voor interculturele ontmoetingen en samenwerkingen. De commissie acht die rol van belang voor de leefbaarheid van de stad, omdat die bijdraagt aan meer begrip en waardering voor elkaars culturen. Het ondernemingsplan beschrijft overtuigend dat en hoe de beproefde aanpak die het museum voor de Junior-edities heeft ontwikkeld de komende jaren verder wordt verfijnd. Daarom heeft de commissie er vertrouwen in dat het museum de komende jaren door middel van cultuureducatie en culturele uitwisseling een wezenlijke bijdrage zal leveren aan de leefbaarheid van de stad. 


Uitvoerbaarheid 

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als goed.
Het ondernemingsplan van het Tropenmuseum Junior is qua aanpak en omvang grotendeels in lijn met voorgaande jaren. Het museum heeft inmiddels meer dan bewezen deze arbeidsintensieve werkwijze inhoudelijk, financieel en organisatorisch goed te kunnen managen en succesvol uit te kunnen voeren. De specifieke aanpak van het museum, gebaseerd op nauwe samenwerking met de betreffende culturele community en op een intensieve vorm van publieksbegeleiding, is goed uitgekristalliseerd. De commissie is op basis van de prestaties van het museum overtuigd van het artistiek, productioneel en zakelijk vakmanschap. De commissie vindt de ambitie om de komende jaren twee derde van de Amsterdamse basisscholen te bereiken erg hoog gegrepen. Alleen al op gebied van accountmanagement is dit een grote opgave. De aanvraag geeft geen inzicht in de manier waarop de organisatie dit denkt te kunnen waarmaken. 

De commissie constateert dat het Nationaal Museum voor Wereldculturen, waar het Tropenmuseum Junior deel van uit maakt, momenteel een gezonde bedrijfsvoering heeft. Het museum beschikt over voldoende eigen vermogen, ook in relatie tot het aandeel vreemd vermogen. Tegelijk constateert de commissie dat de bedrijfsvoering op termijn kwetsbaarheden vertoont. De omvang van bestemmingsreserves, fondsen en voorzieningen komt niet overeen met de beschikbare liquide middelen, zodat onzeker is of het museum daadwerkelijk in staat zal zijn tot het doen van alle uitgaven waarvoor de reserves, fondsen en voorzieningen zijn aangelegd. De commissie constateert dat de kosten van de personeelsbezetting en vooral die van externe inhuur in voorgaande jaren flink zijn gestegen, terwijl de inkomsten van het museum niet meegegroeid zijn. Het museum verwacht substantiële exploitatietekorten voor de komende jaren maar heeft voldoende eigen vermogen om deze op te vangen, zodat de commissie dit niet problematisch vindt. 

De aanvraag bevat de meerjarenbegroting van het Nationaal Museum voor Wereldculturen als geheel plus een specificatie van het bij het AFK aangevraagde bedrag voor het Tropenmuseum Junior. De overall begroting laat een gezonde financieringsmix zien met een vrij constante eigen inkomstenstroom van minimaal 25% van de begroting. De commissie acht de voor het Tropenmuseum Junior aangeleverde begroting grotendeels passend en realistisch. Het Tropenmuseum draagt als ‘moedermuseum’ de volledige kosten van de ontwikkeling en bouw van een nieuwe editie van het Tropenmuseum Junior. De AFK-subsidie is bedoeld om de extra kosten te dekken die nodig zijn om de jonge publieksbegeleiders te werven, te trainen, te begeleiden en in te zetten. De commissie constateert dat de verklaring voor de 20% kostenstijging ten opzichte van de vorige aanvraag niet overtuigt. Het ondernemingsplan zegt daarover dat de verlenging van de looptijd van een editie van 2,5 naar 3,5 jaar zorgt voor meer personele wisselingen onder de publieksbegeleiders, waardoor er meer kosten gemaakt moeten worden voor werving en training van nieuwe mensen. De commissie is van mening dat tegenover deze kostenstijging een aanzienlijk grotere besparing staat in de kosten van ontwikkeling en bouw van een volgende editie. Door die kosten over een extra jaar uit te smeren bespaart het museum per jaar een bedrag dat de kostenstijging voor de publieksbegeleiding ruimschoots overtreft. De commissie is daarom van oordeel dat het Tropenmuseum Junior zelf in staat zou moeten zijn de eventuele extra kosten voor de vervanging van tussentijds vertrekkende publieksbegeleiders op te vangen. 

Het Tropenmuseum Junior hanteert in de ogen van de commissie een realistische en passende marketingaanpak om het beoogde publiek te bereiken. Het museum heeft twee duidelijke hoofddoelgroepen: gezinnen met kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 13 jaar en scholieren en hun docenten, vanaf groep 3 van het primair onderwijs tot en met brugklassen van alle schooltypen. Het museum beschikt over goede relaties met scholen en docenten en betrekt zijn doelgroepen bij de totstandkoming van nieuwe edities. Per editie wordt een gedegen strategisch marketingplan ontwikkeld met een brede mix aan in te zetten middelen, on- en offline. Het museum laat gespecialiseerde bureaus structureel publieksonderzoek en een jaarlijks waarderingsonderzoek uitvoeren. 


Diversiteit en inclusie 

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als goed.
Een cultureel diverse programmering en een inclusieve werkwijze zijn in de ogen van de commissie wezenlijke kenmerken van het Tropenmuseum Junior. De commissie constateert dat iedere editie een bepaalde cultuur centraal zet en die in al haar facetten beleefbaar maakt op het niveau van het jonge publiek. Daarmee draagt het Tropenmuseum bij aan de culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod. De interactieve werkvormen die het Tropenmuseum Junior hanteert, zorgen ervoor dat bezoekers de gepresenteerde cultuur daadwerkelijk kunnen ervaren. In de onderwijsprogramma’s van het Tropenmuseum Junior leren kinderen omgaan met verschillen en leren ze ook de overeenkomsten tussen culturen te zien. Een essentieel onderdeel van de werkwijze van het museum is de nauwe samenwerking met de culturele gemeenschap waaraan de editie is gewijd, zowel bij de samenstelling van de expositie als bij de intensieve publieksbegeleiding. De tentoonstellingsteksten worden beoordeeld door klankbordgroepen, zodat er geen formuleringen gebruikt worden die mensen het gevoel geven dat zij hier niet bij horen. Deze inclusieve werkwijze beoordeelt de commissie als voorbeeldig. Deze werkwijze vindt steeds meer navolging, zodat het Tropenmuseum Junior ook langs die weg een positieve invloed heeft op de inclusiviteit en diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod.

Vooral via het onderwijs bereikt het Tropenmuseum Junior een breed en divers samengesteld jong publiek. Het museum heeft de ambitie vooral het schoolpubliek sterk uit te breiden. De commissie is van mening dat dat streven de diversiteit van het publiek zeker ten goede zal komen, ook als het beoogde bereik niet geheel haalbaar blijkt. Met zijn marketingbeleid en zijn publieksaanpak stuurt het museum nadrukkelijk aan op het aanspreken van een divers publiek. In de marketingcampagne voor Sabi Suriname spelen niet-witte karakters de hoofdrol. 

De commissie stelt vast dat het wisselende team van jonge museumdocenten een goede bijdrage levert aan de culturele diversiteit van de organisatie van het Nederlands Museum voor Wereldculturen. Tegelijkertijd constateert zij dat de top nog te weinig divers is. Het tienkoppige managementteam van het museum telt slechts twee personen met een cultureel diverse achtergrond en ook de samenstelling van de raad van toezicht is nog vrij eenzijdig. De commissie is van mening dat op dit gebied juist van dit museum veel meer verwacht mag worden, omdat het inhoudelijk en qua aanpak voorbeeldstellend is en wil zijn op het gebied van diversiteit en inclusie. Het is goed dat de organisatie structureel investeert in jong en cultureel divers talent. De commissie is echter van mening dat het museum mensen met een andere culturele achtergrond ook reële doorgroeimogelijkheden moet bieden, tot op het niveau van management en toezicht. Zij stelt vast dat daarvan nog te weinig zichtbaar is, zowel in de huidige organisatie als in de plannen voor de komende jaren. In de raad van toezicht ontstaan daartoe de komende jaren in ieder geval mogelijkheden doordat verschillende zittende leden niet herbenoembaar zijn. Het museum geeft aan deze mogelijkheden te zien en te willen benutten. De commissie constateert echter dat het museum alleen voor de organisatie als geheel een streefcijfer hanteert (30% van de medewerkers van niet-Europese achtergrond) en geen specifieke doelen stelt ten aanzien van de diversiteit van management en bestuur.  


Conclusie

De commissie vindt de gevraagde verhoging met € 40.000 per jaar onvoldoende overtuigend onderbouwd. De verlenging van de looptijd van de edities van het Tropenmuseum Junior met één jaar kan weliswaar extra kosten met zich mee brengen voor de werving en training van nieuwe publieksbegeleiders, maar levert een aanzienlijk grotere besparing op van ontwikkelings- en bouwkosten. De commissie is daarom van oordeel dat het Tropenmuseum Junior zelf in staat moet zijn de eventuele extra kosten voor de vervanging van tussentijds vertrekkende publieksbegeleiders op te vangen. 

De commissie adviseert daarom de aanvraag van het Tropenmuseum Junior gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 212.185 per jaar.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.
Daarbij is mede gebruik gemaakt van een co-advies van de commissie BFNA.