De Schoolschrijver

Cultuureducatie
Aangevraagd: € 125.000
Toegekend: € 53.000

Inleiding

De Schoolschrijver is een Amsterdamse culturele onderneming met landelijk bereik op het gebied van lettereneducatie voor kinderen in het primair onderwijs. Met de inzet van kinderboekenschrijvers, de zogeheten Schoolschrijvers, maakt De Schoolschrijver kinderen van alle niveaus en achtergronden taalsterk. De organisatie biedt een programma waarbij een tot Schoolschrijver getrainde auteur zich gedurende een half schooljaar aan een basisschool verbindt. Dit langlopende programma richt zich op scholen met een hoog percentage kinderen met een taalachterstand. Het (deels) digitale maandprogramma richt zich op elke basisschool die een impuls wil geven aan het lees- en schrijfonderwijs. Beide programma’s beogen de intrinsieke motivatie van leerlingen te stimuleren. Met De Schoolschrijver Academie biedt de organisatie training en coaching voor professionals in en rond het onderwijs.

De Schoolschrijver wil in 2024 landelijk in tien procent van het primair onderwijs actief zijn en 200.000 kinderen bereiken. Amsterdam heeft (zoals andere grote steden) een groter percentage scholen met een taalachterstand en dus ligt de nadruk op het halfjaarprogramma (jaarlijks vijftien scholen) en nieuwe innovatieve maatwerkprogramma’s in de stadsdelen die de gemeente Amsterdam prioriteit geeft in het cultuurbeleid. In 2024 wil De Schoolschrijver in Amsterdam bijna 13.000 kinderen bereiken, zowel op school (tachtig scholen) als buitenschools, en in hun leeromgeving (ouders en leerkrachten).
In de periode 2021-2024 ontwikkelt De Schoolschrijver tevens nieuwe maandprogramma’s waarmee scholen de mogelijkheid krijgen een jaarlijn of doorgaande leerlijn samen te stellen en daarmee te werken aan structurele lettereneducatie.

De Schoolschrijver ontvangt een vierjarige subsidie 2017-2020 binnen het Kunstenplan van € 53.046 per jaar (incl. indexatie 2020).
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 125.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
 

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als goed.
De commissie ziet artistieke eigenheid in het plan van De Schoolschrijver. De organisatie richt zich op leesplezier en taalontwikkeling van kinderen en zet literatuur in als middel om jezelf uit te drukken en je beter in anderen te leren verplaatsen. De commissie waardeert dit, al is De Schoolschrijver hierin niet zozeer onderscheidend. Wel uniek is dat De Schoolschrijver kinderboekenauteurs voor de klas zet. Het idee van kunstenaars in de klas, waardoor kinderen direct in contact komen met de grote verbeeldingskracht van de auteurs en creatieve gebruik van taal, vindt de commissie heel aansprekend. De signatuur en eigenheid van de verschillende kinderboekenschrijvers weerklinkt echter te weinig in het plan, vindt de commissie. Hierdoor mist het plan bezieling.
Binnen het aanbod is de commissie positief over het halfjaarprogramma, waarbij een schrijver zich voor langere tijd verbindt aan een school en er intensief aandacht is voor onder meer creatief schrijven, (voor)lezen en kennismaking met de volle breedte van jeugdliteratuur. De commissie vindt dit programma goed uitgewerkt in het plan. Overigens maakt de uitbreiding van het maandprogramma met thema’s als identiteit en poëzie/spoken word het aanbod meer onderscheidend, maar het is de commissie niet duidelijk hoe dit aanvullend is op het bestaande aanbod van de Schoolschrijver.

De Schoolschrijver heeft in de ogen van de commissie een overtuigende visie op de doelgroep. De organisatie stelt dat goed kunnen lezen en schrijven voorwaarden zijn voor persoonlijke ontwikkeling en dat literatuur nodig is om jezelf en de wereld om je heen beter te begrijpen. De commissie vindt het goed dat De Schoolschrijver zich richt op kinderen die van huis uit vaak nauwelijks in aanraking komen met literatuur en boeken, omdat laaggeletterdheid al vaak in de jeugd ontstaat. De commissie verwacht dat de leerlingen hun cultureel diverse achtergrond niet altijd weerspiegeld zullen zien in het repertoire van de betrokken kinderboekenschrijvers. Hierdoor is de commissie minder overtuigd van de artistieke betekenis voor het beoogde publiek.
Op de mogelijkheid van een eenmalig bezoek na is een schrijver bij het maandprogramma niet fysiek aanwezig in de klas. Interactieve video’s vormen het hart van de lessen. De commissie beoordeelt de inhoudelijke te verwachten impact bij het kortlopende maandprogramma als beperkt: deze staat of valt met de inzet van de basisschooldocent. Daar verwacht De Schoolschrijver blijkbaar veel van. Bij het halfjaarprogramma verwacht de commissie dat de artistieke betekenis voor het beoogde publiek groter is, omdat de langdurige uitvoering meer interactie biedt en voornamelijk in handen is van de schrijver, die structureel aanwezig is.

De commissie is positief over de artistieke ontwikkeling van de organisatie. Door middel van pilots, zoals het aanbod van verlengde leertijd voor kansarme kinderen, ontwikkelt De Schoolschrijver haar activiteiten. Op basis van een pilot in samenwerking met tienercentrum Ara Cora in Nieuw-West, ontwikkelt de organisatie komende periode nieuw maatwerk. Deze pilot vindt de commissie in het plan te weinig toegelicht om te kunnen spreken van een overtuigende artistieke ontwikkeling.
De commissie vindt het positief dat de organisatie haar activiteiten evalueert en impact-onderzoek uitvoert onder leerkrachten. Op basis daarvan, en op basis van het onderzoek in het zogeheten Lab, ontwikkelt De Schoolschrijver nieuw aanbod of opdrachten op maat.
De commissie waardeert het dat uitvoerenden zich verder kunnen ontwikkelen. De Schoolschrijver Academie investeert in training en coaching voor schoolteams, bibliotheekmedewerkers en de betrokken schrijvers, in bijvoorbeeld cursussen creatief schrijven of begeleiding van nieuwe schrijvers door meer ervaren Schoolschrijvers.
 

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.
De commissie ziet in het plan gedeeltelijk verbinding met de stedelijke samenleving. De organisatie stelt een projectleider aan om fragiele Amsterdamse samenwerkingen een steviger fundament te geven. Welke samenwerkingen dit precies betreft of hoe deze verbeterd worden, daar gaat het plan volgens de commissie niet op in. In de samenwerking met buurtcentra noemt de organisatie steeds Ara Cora. Deze samenwerking wordt gewaardeerd door de commissie, maar het plan biedt geen concreet zicht op verbindingen met andere maatschappelijke organisaties.

De commissie vindt dat het plan van de Schoolschrijver prima bijdraagt aan de spreiding van het cultuuraanbod in Amsterdam. De activiteiten vinden plaats over de gehele stad en met name in de stadsdelen Nieuw-West, Noord, Zuidoost en Oost. Via de basisscholen weet de organisatie lokaal publiek te bereiken. Daarmee levert de Schoolschrijver volgens de commissie een goede bijdrage aan de spreiding van publieksbereik. De commissie vindt de keus voor de genoemde stadsdelen in het plan goed onderbouwd. De Schoolschrijver ontplooit activiteiten op scholen waar de taalachterstand het grootst is. De organisatie spant zich in om meer scholen in Zuidoost te bereiken. Hiertoe gaat de Schoolschrijver in overleg met de schoolbesturen en het stadsdeelbestuur. Deze aanpak vindt de commissie overtuigend.

De Schoolschrijver heeft gekozen voor het thema Leefbare stad. De commissie vindt het thema passend bij de organisatie, omdat De Schoolschrijver zich richt op het taalsterk maken van kinderen opdat ze optimaal mee kunnen doen in de samenleving. De organisatie beoogt het voorstellings- en inlevingsvermogen van kinderen te stimuleren en daarmee hun blik op de wereld te verruimen en wederzijds vertrouwen te vergroten. De commissie is positief over deze uitgangspunten, maar ziet ze niet allemaal terug in de activiteiten. De creatieve schrijfopdrachten zullen bijdragen aan inlevingsvermogen, maar bijvoorbeeld ‘het vergroten van onderling vertrouwen’ is minder sterk uitgewerkt. Ook mist zij een verband met hoe dit een bijdrage levert aan bijvoorbeeld sociale cohesie of burgerschap om te kunnen spreken van een overtuigende uitwerking van het thema.
 

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende. De commissie is positief over de artistieke vaardigheid en het vakmanschap van de belangrijkste betrokkenen: de schrijvers. Door de training en begeleiding die de schrijvers geboden wordt, heeft de commissie vertrouwen in het artistieke en educatieve resultaat.
Het aanbod halfjaarprogramma’s groeit volgens het plan gestaag, dat vindt de commissie realistisch. De Schoolschrijver verwacht echter de komende periode met het maatwerk programma en het maandprogramma een explosieve groei te kunnen waarmaken. De Schoolschrijver benoemt in het plan twee voorbeelden van het maatwerkprogramma (de pilotversie bij Ara Cora en aanbod gericht op verlengde leertijd) zonder ze verder uit te werken. Ook gaat het plan niet in op hoe er vervolgens een schaalvergroting bereikt wordt. Bovendien moeten voor het maandprogramma nog acht nieuwe programma’s ontwikkeld worden. Vandaar dat de commissie hier kritisch over is. In de ogen van de commissie richt de organisatie zich op dit punt in het plan voornamelijk op de kwantitatieve groei zonder aan te geven hoe zij de kwaliteit ervan zal weten te borgen. De organisatie trekt weliswaar een medewerker aan om het maatwerk richting scholen en buitenschoolse organisaties binnen Amsterdam te coördineren, maar de commissie vindt de taken van de coördinator niet goed uitgewerkt.
De commissie mist bovendien een strategie om de afname van de programma’s te realiseren. Zij is er daarom niet van overtuigd dat er genoeg productionele vaardigheden in huis zullen zijn en dus of dit passend zal zijn bij de beoogde groei. Wat betreft deze groeiambities beoordeelt de commissie het plan als weinig realistisch en uitvoerbaar.

De Schoolschrijver voert naar eigen oordeel een actief beleid ten aanzien van risicomanagement, maar licht dit in het plan niet toe. De commissie vindt dit niet inzichtelijk. Wel benoemt de aanvrager haar financiële kwetsbaarheid in verband met incidentele projectsubsidies waarop zij vaart. De commissie onderschrijft dat: het exploitatieresultaat wisselde de afgelopen jaren erg sterk (in 2017 heel positief, in 2018 een negatief resultaat). Ook signaleert zij dat het eigen vermogen en de mate om aan betalingsverplichtingen te voldoen, is afgenomen. Wat dit betreft vindt de commissie de bedrijfsvoering niet zo gezond dat zij genoeg basis biedt om zowel de beoogde voornemens ten uitvoer te brengen als de organisatie op langere termijn effectief te laten functioneren.

De commissie vindt de begroting deels passend en realistisch bij het plan. De financieringsmix vindt zij deels passend, met zowel structurele als incidentele financiers. Op dit laatste punt mist de commissie een toelichting op de afwezigheid van sponsorinkomsten in komende periode. Maar positief is het dat De Schoolschrijver beoogt om de afhankelijkheid van incidentele private inkomsten te verkleinen, door in te zetten op de groei van inkomsten vanuit eigen activiteiten. De commissie meent dat de inkomsten vanuit onderwijs hoger zouden kunnen liggen, omdat de activiteiten in het verlengde van onderwijsdoelen liggen. Gezien de doelstellingen in het bereik van het maatwerk en Academie-trainingen vindt de commissie dat ook hier meer inkomsten te genereren zijn.
De commissie vindt de wijze waarop de personeelslasten zijn opgebouwd niet inzichtelijk. Derhalve vindt zij dat de stijging in personele activiteitenlasten niet goed is onderbouwd. Op basis van de begroting is het niet duidelijk hoe de vergoedingen per functie verdeeld zijn en of de hoogte van vergoedingen passend is. Hetzelfde geldt voor de hoogte van vergoeding voor freelancers, en de schrijvers in het bijzonder. Weliswaar stelt de Schoolschrijver de principes van de Fair Practice Code te volgen en de schrijvers brancheconform te honoreren. Freelancemedewerkers ontvangen een vergoeding zoals gangbaar in de cultuursector. Maar specifieke cijfermatige toelichting op dit punt had de stijging van personeelskosten beter kunnen onderbouwen.

Wat marketing betreft vindt de commissie het effectief dat in het bereik van leerkrachten rekening wordt gehouden met specifieke leesmomenten in het jaar, zoals de Kinderboekenweek of Nederland Leest junior. De commissie vindt de voor marketing relevante doelgroepen (leerkrachten, aankomende leerkrachten en bibliotheekmedewerkers) en de hieraan gekoppelde strategieën (aanbod verbreden, samenwerkingen verstevigen) breed omschreven en niet afgestemd op het verschillende aanbod. Om leerkrachten te bereiken vindt de commissie het persoonlijke contact dat in het plan wordt genoemd, meer passend dan contact met overkoepelende schoolbesturen. De commissie vindt dat de Schoolschrijver haar marketingaanpak meer had mogen toespitsten op haar focus op groei in specifieke stadsdelen. De geambieerde groei is aanzienlijk, daartegenover staat voor de commissie dat de organisatie haar naamsbekendheid goed weet te benutten evenals het feit dat er politiek en maatschappelijk veel aandacht is voor het belang van leesvaardigheid, zoals de Schoolschrijver ook aangeeft in haar plan. Dat maakt het marketingplan volgens de commissie genoeg realistisch.
 

Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak.
De commissie vindt dat het plan van de Schoolschrijver in artistieke zin beperkt bijdraagt aan culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod. De Schoolschrijver bereikt via de scholen een cultureel divers samengesteld publiek dat in de activiteiten eigen verhalen kan delen. De Schoolschrijver wil meer diversiteit aanbrengen in de keuze van boeken en verhalen, waar mogelijk met auteurs met andere culturele achtergronden. Maar de organisatie stelt ook dat het aantal kinderboekenauteurs met een andere culturele of etnische achtergrond laag is. Weliswaar noemt de organisatie in het plan een aantal namen, maar de commissie vindt dat een organisatie als deze, met een landelijk netwerk, al meer in het werk had moeten stellen om de culturele diversiteit binnen de schrijverspoule te vergroten om daarmee de culturele diversiteit van haar aanbod te verruimen.

Het plan draagt volgens de commissie bij aan het bereiken van een cultureel divers samengesteld publiek. Via het onderwijs in Amsterdam weet de organisatie als vanzelf een cultureel divers samengesteld publiek te bereiken. In de visie van de organisatie ligt besloten ieder kind taalsterk te maken. Het is de commissie duidelijk dat de organisatie zich daarom richt op scholen met een hoog percentage taalachterstand. De commissie vindt het een goede ontwikkeling dat ook ouders worden betrokken.

De commissie vindt de visie van De Schoolschrijver op diversiteit van het personeelsbestand genoeg overtuigend, maar nogal beknopt gemotiveerd. De Schoolschrijver streeft naar een diverser medewerkers- en auteursbestand. Dat doet ze vanuit de filosofie dat aansluiting van medewerkers en auteurs bij haar zeer diverse doelgroepen betere programma’s, innovatie en kennisuitwisseling oplevert. De poule van kinderboekenauteurs van De Schoolschrijver is op dit moment niet cultureel divers van samenstelling. Zoeken naar andersoortige literaire kunstenaars, zoals spoken-wordartiesten, vindt de commissie een goede ontwikkeling. De commissie vindt dat De Schoolschrijver vanuit haar visie al meer stappen had kunnen zetten op het gebied van diversiteit van het personeelsbestand en bestuur. Dat hier de afgelopen jaren nog niet veel ontwikkelingen in hebben plaatsgevonden, maakt dat de commissie niet overtuigd is van de effectiviteit van de huidige plannen. De commissie vindt de doelstelling dat het personeelsbestand in 2024 cultureel divers moet zijn, weinig concreet. De organisatie stelt dat de diversiteit in het bestuur in balans is, maar de commissie vindt dat er verbetering mogelijk is waar het gaat om culturele diversiteit.
 

Conclusie

De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van De Schoolschrijver gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 53.000 per jaar.
Dit is het subsidiebedrag in de huidige Kunstenplanperiode. Op basis van de beperkte uitwerking in het plan is de commissie niet overtuigd van de groeiambities in het maandprogramma en in het maatwerkprogramma en vindt zij de toevoeging van een medewerker voor de Amsterdamse activiteiten niet onderbouwd. De commissie vindt daarbij dat de organisatie meer eigen inkomsten uit activiteiten zou kunnen genereren.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Cultuureducatie.