Thami Mnyle Stichting

BFNA
Aangevraagd: € 34.500
Toegekend: € 34.125

Inleiding 

Stichting Thami Mnyele is opgericht in 1990 en verzorgt voor kunstenaars uit Afrika en de diaspora een artist-in-residency programma. De organisatie geeft hen daarbij een beurs voor levensonderhoud en een budget voor aanschaf van materialen. Daarnaast zorgt de organisatie voor een begeleidingsprogramma op maat voor de artists-in-residency. De organisatie heeft zich ten doel gesteld culturele uitwisseling tot stand te brengen en contacten te bevorderen tussen kunstenaars uit Afrikaanse landen, de diaspora, Nederland en Amsterdam in het bijzonder. In het artist-in-residency gebouw vinden dialogen plaats en worden er kunstwerken en projecten gemaakt, die, zoals de aanvrager zelf aangeeft, bijdragen aan het debat over verschillende geschiedenissen en achtergronden. De stichting inspireert hiermee naar eigen zeggen kunstinstellingen en kunstenaars om hun blik te verruimen en open te staan voor diversiteit. 

De stichting wil de komende periode (2021-2024) een plek bieden aan kunstenaars en instellingen die zowel diversiteit als inclusie hoog in het vaandel hebben staan. Daarnaast wil het ook kunstenaars en instellingen aan zich binden, voor wie diversiteit en inclusie een nieuw beginsel is. Op die manier wil de Stichting bijdragen aan de bewegelijke geschiedenissen en interesses van Amsterdam. Stichting Thami Mnyele wil de diverse samenwerkingsverbanden met een breed palet aan culturele instellingen een belangrijk aspect laten blijven in de werkzaamheden. Daarbij bouwt de stichting voort op het netwerk dat de afgelopen dertig jaar is opgebouwd.

Stichting Thami Mnyele ontvangt een vierjarige subsidie 2017-2020 binnen het Kunstenplan van € 17.250 per jaar (incl. indexatie 2020). 
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld    
€ 34.500 per jaar in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.
De stichting toont in de ogen van de commissie artistieke eigenheid door al dertig jaar lang een gastatelier aan kunstenaars uit Afrikaanse landen en de diaspora te bieden. Het doel van de stichting is om culturele uitwisseling te stimuleren tussen kunstenaars en kunstprofessionals uit Afrika en Europa. De relatieve rust van drie maanden faciliteert eveneens een verdieping in het werk van de kunstenaar. In het licht van het huidige debat over dekolonisatie en diversiteit vindt de commissie deze missie nog steeds relevant. De commissie beoordeelt de persoonlijke begeleiding van de kunstenaars en de selectiemethode als zeer eigen. Rondom elke kunstenaar wordt een kring van Nederlandse professionals gevormd die passen bij de persoon en de praktijk in kwestie. Ook bijzonder is de selectieprocedure, waarvoor Nederlandse professionals worden uitgenodigd die weinig of geen kennis hebben van Afrikaanse kunst, en zo worden gestimuleerd om zich hierin te verdiepen. De commissie vindt het jammer dat de aanvrager niet dieper ingaat op de selectiecriteria zelf, omdat ook het verschil in kwaliteitscriteria tussen westerse en niet-westerse landen een onderwerp is in het hedendaagse discours over diversiteit en inclusie. De commissie ziet wel dat deze originele werkwijze effect heeft: werk van kunstenaars uit de residency wordt regelmatig opgenomen in tentoonstellingen of in de collectie van culturele instellingen, zowel in Nederland als daarbuiten. 

De stichting richt zich op twee doelgroepen: het vakpubliek en het bredere publiek. Voor het vakpubliek vindt de commissie de artistieke betekenis groot. De groep kunstenaars die Stichting Thami Mnyele naar Nederland haalt is relevant voor het huidige artistieke discours rond diversiteit en is ondervertegenwoordigd in de Nederlandse kunstwereld. Door de intensieve uitwisseling en persoonlijke benadering ontstaat een gesprek dat bijdraagt aan kennis over en beleving van de kunstwerken. Op deze manier wordt het huidig perspectief van de instellingen waar het vakpubliek werkzaam is, bevraagd. Dat instellingen vervolgens werk opnemen in tentoonstellingen en/of hun collectie, ziet de commissie als bevestiging van de artistieke betekenis voor de professionals. De tweede doelgroep is het bredere publiek dat de stichting via de samenwerkende instellingen zegt te bereiken. De commissie vindt dat er door het gevarieerde netwerk, waaronder Stedelijk Museum, Podium Mozaïek, Framer Framed, Foam en Huis Marseille, voor elke kunstenaar een passende samenwerking, presentatieplek en passend publiek wordt gevonden. Zo werd een onderwerp als islam en de vrouw gepresenteerd in Podium Mozaïek, en hield de uit Ghana afkomstige Bernard Akoi Jackson een performance voor de Ghanese gemeenschap in Amsterdam-Zuidoost. Vanwege het uitgebreide netwerk gaat de commissie er van uit dat ook in de komende periode passende samenwerkingen gevonden zullen worden, en daarmee impact bij specifiek publiek ontstaat. De commissie mist in de aanvraag echter bewustzijn bij de aanvrager over het publiek dat op deze manier bereikt wordt en daarmee over de impact op dit beoogde publiek. 

De organisatie zet de komende periode haar bestaande activiteiten voort met een lichte accentverschuiving naar samenwerking met kunstenaars en instellingen die diversiteit en inclusie hoog in het vaandel hebben. Hoewel de commissie positief is over dit uitgangspunt, is ze hierover ook kritisch. Met haar dertigjarige praktijk was de stichting voorloper op het gebied van het discours over postkolonialisme en niet-westerse kunst in de kunstwereld. Dit onderwerp wordt op dit moment door veel instellingen op verschillende manieren geadresseerd. Om een belangrijke rol te blijven spelen in deze discussie, had de commissie graag gelezen hoe de organisatie reflecteert op het huidige debat, wat dit betekent voor de rol die zij wil innemen, en wat haar volgende stap is om deze discussie te bevorderen. Stichting Thami Mnyele wil daarnaast verder bouwen aan de documentatie over het bestaan van de stichting en de eigen collectie van meer dan 200 werken die kunstenaars na hun verblijf aan de stichting hebben gedoneerd. De commissie vindt deze artistieke ontwikkeling, gezien de nationale en internationale adviesaanvragen bij Thami Mnyele, passend bij de organisatie. Het is positief dat de organisatie reeds voorzichtig is begonnen met de digitalisering van de collectie. Ook is er een gesprek gestart met het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en het Amsterdams Museum om de collectie tentoon te stellen. Zowel website als tentoonstelling bevinden zich nog in de beginfase, en het is nog niet helder wat de beoogde uitkomst, het plan van aanpak en de uitwerking zullen zijn, zodat de commissie niet kan beoordelen in hoeverre dit daadwerkelijk bijdraagt aan de artistieke ontwikkeling van de aanvrager. Uit het plan wordt ook niet duidelijk hoe Thami Mnyele investeert in het potentieel en de ontwikkeling van de voorzitter van de stichting als belangrijkste gezichtsbepalende artistieke medewerker. Hierover kan de commissie zich geen oordeel vormen.


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.
De commissie ziet in het ondernemingsplan weinig verbinding met de stedelijke samenleving. Uit het plan is niet op te maken of, en op welke wijze Thami Mnyele buurtbewoners of maatschappelijke organisaties inhoudelijk of praktisch wil betrekken bij haar artist-in-residency. Het voorbeeld in het ondernemingsplan, waarbij de organisatie stelt dat ze in het verleden - zoals ze zelf schrijft - met een imam van een moskee in West om tafel heeft gezeten, geeft de commissie weinig overtuigend inzicht in de aanpak om tot een duurzame verbinding met de stedelijke samenleving te komen. 

Door de vestiging van het vaste gastatelier aan de Bellamystraat in stadsdeel West draagt het plan bij aan de stedelijke spreiding van het cultuuraanbod in de stad. Daarnaast geeft de stichting in het aanvraagformulier aan dat activiteiten en bezoeken de komende periode gelijkmatig over de verschillende stadsdelen verspreid zullen zijn. De commissie constateert dat in het ondernemingsplan niet verder wordt uitgewerkt welke activiteiten de organisatie in de stadsdelen concreet gaat uitvoeren, maar begrijpt dat dit afhankelijk is van de nog te selecteren kunstenaars. Op basis van het goed ingebedde netwerk en de eerdere resultaten zoals bijvoorbeeld een muurschildering in het stadsdeel Nieuw-West en de performance in stadsdeel Zuidoost, verwacht de commissie dat Thami Mnyele ook in de komende periode bij zal dragen aan een fijnmazige spreiding van activiteiten over de verschillende stadsdelen. 

Stichting Thami Mnyele kiest voor Wereldstad als eigen accent. Omdat de stichting kunstenaars uit Afrika en de diaspora naar Amsterdam haalt en het perspectief op niet-westerse kunst van Amsterdamse instellingen beoogt te bevragen, vindt de commissie het gekozen eigen accent passend bij de stichting. De aanvrager gaat hierbij uit van Amsterdamse gastvrijheid en interesse in andere kunstgeschiedenissen, die aanleiding vormen voor gesprekken en waaruit nieuwe samenwerkingen worden geboren. Ook is de commissie positief over de wederkerigheid van deze relaties. Na afloop van een residency ontstaan er niet alleen nieuwe projecten in het Westen, Nederlandse kunstenaars worden ook uitgenodigd om samen in Afrika aan een project te werken of aan een tentoonstelling deel te nemen. Daarmee vindt de commissie de samenwerking van belang voor de Afrikaanse kunstenaars, de Nederlandse instellingen en de kunstenaars uit Amsterdam, die allen hun eigen praktijk verrijken. 


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
Stichting Thami Mnyele is in de ogen van de commissie een goed lopend gastatelier. Het bestuur beschikt over een ruim netwerk in Nederland en Afrika om een verbinding te kunnen leggen tussen professionals uit verschillende landen. Met haar grote kennis over de hedendaagse Afrikaanse kunst heeft het bestuur ook voldoende vakmanschap in huis. De komende jaren zet de stichting de activiteiten voort op dezelfde schaal. Er wordt een kleine uitbreiding in de formatie voorzien in de vorm van vier uur per week extra ondersteuning. Gezien het feit dat het bestuur onbezoldigd werkt, vindt de commissie het passend om een deel van het uitvoerende werk bij een betaalde medewerker onder te brengen. De bestuursleden van de stichting hebben een langere zittingstermijn dan gebruikelijk en gewenst in het kader van good governance. Hoewel de organisatie hierdoor bestendig is en grote continuïteit heeft, voorkomt het ook dat er nieuwe perspectieven worden binnengebracht en onderwerpen aangedragen. De interne kritische reflectie die governance beoogt, komt volgens de commissie hiermee in het geding. De commissie vindt dit een actueel risico, omdat het juist nu relevant is dat de stichting zich actief gaat verhouden tot de veranderde aandacht voor diversiteit en inclusie. Daarom beoordeelt de commissie de plannen weliswaar als realistisch en uitvoerbaar, maar ook als kwetsbaar.

De stichting heeft in de ogen van de commissie een gezonde bedrijfsvoering met een gezond eigen vermogen. Dit vermogen wordt de komende jaren ingezet en zal aan het eind van de vier jaar op een niveau zijn dat de aanvrager verantwoord beschouwt voor een stichting van deze omvang. Na deze vier jaar kan er niet verder uit het vermogen geput worden. Dat betekent volgens de commissie dat de organisatie zou moeten nadenken over een nieuwe toekomstbestendige bedrijfsvoering, die de continuïteit van de organisatie kan waarborgen. Hierover leest de commissie niets terug in het plan. Daarnaast is de stichting in grote mate afhankelijk van het bestuur en van de voorzitter in het bijzonder. De voorzitter is de drijvende kracht achter deze stichting. Zij werkt met grote inzet en brengt een groot netwerk in. Omdat het hier om een persoonlijke kwaliteit en een onbezoldigde functie gaat, is zij moeilijk vervangbaar. De commissie ziet ook hierin een risico voor de toekomstbestendigheid van de organisatie, dat in het voorliggende plan niet wordt benoemd. Daarom beschouwt de commissie de bedrijfsvoering als precair. 

De begroting ziet er volgens de commissie overzichtelijk uit en is passend bij de aard en de omvang van de organisatie. De kunstenaars krijgen naast een beurs, ook een vergoeding voor reis- en verblijfkosten. De commissie merkt op dat er, met de discussie over fair practice in het achterhoofd, tegenwoordig anders aangekeken wordt tegen het doneren van werk in ruil voor of na afloop van een residentie. Uit de aanvraag krijgt de commissie geen zicht op de voorwaarden die hieraan ten grondslag liggen en ze had graag gelezen hoe de stichting zich hiertoe verhoudt. De personele lasten van de organisatie zijn laag omdat het meeste werk door het onbezoldigde bestuur wordt gedaan. Ook de kosten voor publiciteit en website zijn laag in de ogen van de commissie, zeker in het licht van de ambitie om de collectie digitaal te ontsluiten. Over de financieringsmix is de commissie kritisch. Er zijn geen inkomsten uit samenwerkingen of advieswerk, noch worden er naast het AFK andere fondsen benaderd. De commissie vindt dat de begroting daarmee maar ten dele realistisch is, en de opzet niet houdbaar voor de lange termijn. 

De communicatie en marketing van de organisatie is gericht op het bereiken van de twee voornaamste doelgroepen, de kunstenaars en de kunstinstellingen. Wat betreft het bereiken van de kunstinstellingen is de commissie van oordeel dat uit het summiere marketingplan niet duidelijk wordt hoe de stichting haar nationale en internationale netwerk actief bij de website met gedigitaliseerde collectie zal betrekken en dus zal inzetten om het beoogde publiek te bereiken. De commissie vindt het passend en realistisch dat Thami Mnyele belang hecht aan haar Instagram en Facebook account, omdat dit de middelen zijn waarmee communicatie in Afrika veelal verloopt. Het aanspreken van de publieke doelgroepen via tentoonstellingen en presentaties in haar netwerk vindt de commissie onderbelicht in het plan. De organisatie stelt zich hierin volgens de commissie te afhankelijk op van de samenwerkingspartners. De commissie concludeert dat de kunstenaars goed bereikt worden, maar dat de organisatie nog een slag kan maken om ook het bredere publiek en potentieel nieuw professioneel publiek goed te bereiken. 


Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende. 
Culturele diversiteit vormt de kern van de organisatie door de focus op de artistieke uitwisseling tussen kunstenaars uit verschillende Afrikaanse landen en de diaspora en Nederland via het gastatelier. De organisatie werkt vanuit haar specifieke jarenlange expertise als adviseur van partners uit de kunstwereld aan thema’s als diaspora en dekolonisatie en stimuleert daarmee ook de deelname van kunstenaars met een Afrikaanse achtergrond in Nederlandse culturele instellingen. Daarmee draagt Thami Mnyele in de ogen van de commissie bij aan de culturele diversiteit van het aanbod in de stad.

De commissie is van mening dat Stichting Thami Mnyele zich indirect via tentoonstellingen en presentaties in haar netwerk richt op het bereiken van een cultureel divers samengesteld publiek in de stad. Met partnerinstellingen worden er activiteiten georganiseerd die zich richten op de cultureel diverse achterban van een kunstenaar. Maar de commissie ziet dat de organisatie hierin vooral afhankelijk is van de partnerinstelling en niet zelf een duidelijk plan van aanpak formuleert. De in het ondernemingsplan genoemde voorbeelden uit het verleden geven de commissie wel vertrouwen dat de organisatie ook de komende periode passende partnerinstellingen zal vinden. Daarnaast richt de organisatie zich naar eigen zeggen bewust op een niet cultureel divers publiek van professionals, om de ontmoeting en kennisuitwisseling tot stand te brengen tussen medewerkers van instellingen en de kunstenaars van de residentie. De commissie heeft waardering voor deze keuze, maar vindt desondanks dat Thami Mnyele slechts incidenteel en zijdelings bijdraagt aan het bereiken van een cultureel divers publiek, terwijl het programma het bereiken van een cultureel divers publiek juist mogelijk maakt.

De commissie ziet het als positief dat binnen het bestuur van de stichting culturele diversiteit vertegenwoordigd is met één bestuurslid. De commissie constateert dat de organisatie in het ondernemingsplan geen visie formuleert hoe deze culturele diversiteit gewaarborgd blijft ten aanzien van het bestuur en de betrokkenen bij de uitvoering van de artist-in-residency. Omdat er de komende periode enkele bestuurswissels te verwachten zijn, vindt de commissie dit een gemis en kan zich daarom moeilijk een oordeel vormen over een toekomstbestendige diversiteit van de organisatie. 


Conclusie

Stichting Thami Mnyele heeft in haar aanvraag een jaarlijkse indexering van het gevraagde subsidiebedrag opgenomen. Het AFK kent geen geïndexeerd subsidiebedrag toe.  
De commissie adviseert daarom de aanvraag van Stichting Thami Mnyele gedeeltelijk te honoreren met het bedrag dat voor het eerste jaar door Stichting Thami Mnyele is aangevraagd, namelijk een bedrag van € 34.125 per jaar.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie BFNA