Museum Ons’ Lieve Heer op Solder

Erfgoed
Aangevraagd: € 695.344
Toegekend: € 0

Inleiding

Museum Ons’ Lieve Heer op Solder is een authentiek zeventiende-eeuws woonhuis met op zolder een katholieke huiskerk. Het buurpand, dat onderdeel is van het museum, geeft zowel fysiek als inhoudelijk toegang tot het monument en wat daar te zien en te ervaren is. Vanuit het gegeven dat het katholicisme in de zeventiende eeuw werd gedoogd maar niet openlijk mocht worden beleden, wil het museum zijn bezoekers stil laten staan bij tolerantie en verdraagzaamheid in de (religieus) diverse samenleving aan de hand van kunst en erfgoed. 
In de periode 2021-2024 gaat de programmering van het museum over vrijheid van geweten, katholiek erfgoed, (religieus) divers Amsterdam en het historische huis. In de serie Hedendaags Verleden vertelt en registreert het museum het (levens)verhaal van objecten uit de eigen collectie. De registraties vormen een verhalende digitale catalogus. Bij de keuze van de voorwerpen wil het museum diverse Amsterdamse gemeenschappen betrekken. Inspired by Tolerance is de noemer voor presentaties over de rol van kunst en cultuur in het kweken van meer begrip voor elkaar. 
Het museum wil op basis van zijn eigen educatiemethode en -programma’s en in samenspraak met een community van jongeren een doorgaande leerlijn burgerschapsvorming realiseren vanaf de basisschool tot en met de onder- en bovenbouw van het vmbo en mbo. Om het verhaal van het huis vanuit een breder perspectief te vertellen en geschikt te maken voor bezoekers met een niet-westerse en/of niet-christelijke achtergrond worden de audiotours en de introductiefilm vernieuwd. Nadrukkelijk richt het museum zich op de groei van het aantal Amsterdamse, religieus diverse en niet-religieuze bezoekers. De inkomstentoename die daarvan het gevolg moet zijn en een nieuw te ontwikkelen loyaltyprogramma dienen om het museum zakelijk verstevigen.

Museum Ons’ Lieve Heer op Solder ontvangt een vierjarige subsidie 2017-2020 binnen het Kunstenplan van € 604.727 per jaar (incl. indexatie 2020). 
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie een bijdrage aan van gemiddeld € 695.344 per jaar in het kader van het Kunstenplan. 


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.
Het ondernemingsplan van Ons’ Lieve Heer op Solder geeft blijk van een uitgesproken visie op het cultureel erfgoed dat het museum beheert en presenteert. Huis en kerk worden gekoesterd en beschermd en vormen volgens de commissie tegelijkertijd het middelpunt van een maatschappelijk relevante programmering en benadering. Het museum kiest het perspectief van vrijheid van geweten en tolerantie en weet dat vooral in de educatieve programmering op een eigen en prikkelende manier uit te werken. 
De commissie is niet overtuigd van de eigenheid en de toegevoegde waarde van de tentoonstellingsprogrammering anders dan voor het onderwijs. De tentoonstellingsruimte is erg klein en biedt weinig mogelijkheden om substantiële tentoonstellingen te maken. Verwachtingsmanagement is een aandachtspunt; bezoekers raken makkelijk teleurgesteld als ze speciaal voor een tentoonstelling komen die zo beperkt blijkt te zijn. Voor de komende jaren maakt het ondernemingsplan niet inzichtelijk op welke basis het museum de kunstenaars kiest met wie het wil samenwerken voor deze tentoonstellingen. 
Het ondernemingsplan voorziet niet in een eigen randprogrammering van bijvoorbeeld lezingen of debatten, hoewel de artistieke visie daar zeer toe uitnodigt. Het voornemen om het museum onder de noemer Huis van de ander op zondagochtend open te stellen voor activiteiten van derden is weliswaar sympathiek, maar de commissie vindt dat vanuit artistiek oogpunt een zwaktebod. Het museum ontneemt zichzelf hiermee de kans om de programmering te versterken met activiteiten die bijdragen aan de bezieling en betekenisgeving van het erfgoed.

Museum Ons’ Lieve Heer Op Solder spant zich, op een volgens de commissie goede manier, in om zijn bijzondere onderkomen een gelaagde betekenis te geven voor het publiek. Daarbij richt het zich de komende periode behalve op toeristen en scholieren vooral op Amsterdammers met uiteenlopende culturele achtergronden. Het museum presenteert zich enerzijds als authentiek historisch object en topstuk van Amsterdams (religieus) erfgoed, dat als zodanig voor een grote groep mensen zonder meer aansprekend is. Anderzijds worden huis en kerk gebruikt om bezoekers stil te laten staan bij eigentijdse vragen over verdraagzaamheid en begrip in onze religieus en cultureel diverse samenleving. Daardoor krijgt Ons’ Lieve Heer op Solder een maatschappelijke lading die ook de minder in geschiedenis en monumenten geïnteresseerden aanspreekt. 
De commissie vindt de toon van de tentoonstellingen sterk educatief en soms zelfs belerend en daardoor voor een volwassen publiek minder aansprekend. Het museum geeft zelf aan dat het algemene verhaal over huis en kerk momenteel te eenzijdig wordt verteld vanuit een West-Europees en joods-christelijk perspectief. De commissie is positief over het voornemen de introductiefilm en de audiotours te vernieuwen om deze een inclusiever verhaal te laten vertellen en meer uitleg te bieden voor wie minder vertrouwd is met de kerkgeschiedenis en de religieuze beleving waar de kerk een exponent van is. De commissie vindt dat daarvan verwacht kan worden dat het de artistieke betekenis voor het brede publiek versterkt.
Het ondernemingsplan overtuigt niet als het gaat om de manier waarop het museum inhoudelijk invulling wil geven aan het streven om specifiek de doelgroep Amsterdammers aan te spreken. De commissie maakt uit de stukken op dat het museum onvoldoende weet van de culturele interesses van deze doelgroep. Het ondernemingsplan vermeldt dat er evaluatiegesprekken zijn gevoerd met mensen die de afgelopen jaren meegewerkt hebben aan de tentoonstellingen. Uit die gesprekken maakt het museum op dat zijn aanbod aantrekkelijk is voor een hedendaags Amsterdams publiek. De commissie constateert dat het bevragen van direct bij producties betrokkenen niet de beste manier is om de aansluiting op het publiek te onderzoeken.

Volgens de commissie heeft het museum de afgelopen jaren een veelbelovende artistieke ontwikkeling doorgemaakt door meer in te zetten op de actualiteit en op educatie. De commissie constateert dat het museum zich rekenschap geeft van het feit dat huis, kerk en collectie er in toenemende mate om vragen in een actuele context geplaatst te worden. De concepten en lijnen die daarvoor in de afgelopen periode zijn ontwikkeld, worden de komende jaren voortgezet. De commissie vindt de visie en aanpak van Ons’ Lieve Heer op Solder op burgerschaps- en tolerantie-educatie interessant en belangrijk. Zij is van mening dat de tot nu toe tegenvallende bereikcijfers daarvan aanleiding zouden moeten zijn om te kijken in hoeverre de educatieve concepten bijgesteld moeten worden. De commissie vindt dat het ondernemingsplan op de vlakte blijft als het gaat om de mogelijkheden voor de artistieke leiding, uitvoerenden en/of nieuwe makers om zich professioneel te ontwikkelen. Het plan maakt melding van nauwe samenwerking met wetenschappelijke en onderwijspartners zoals de Vrije Universiteit en de Reinwardt Academie op het gebied van onderzoek en educatie. Ook beschrijft het dat het museum plaats biedt aan stagiaires en medewerkers ruimte biedt voor onderzoek en ontwikkeling.


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als goed. 
De commissie is vol lof over de verbinding die het museum met de stedelijke samenleving is aangegaan. Inhoudelijk heeft het museum in het kader van Voices of Tolerance en in de tentoonstellingsprogrammering de laatste jaren aansluiting gezocht bij het maatschappelijk debat over identiteit, diversiteit en tolerantie. Ook werkt het samen met allerhande maatschappelijke partners. In samenwerking met de Portugese synagoge, de Fatih moskee en de Boeddhistische tempel heeft het museum een Gebedshuizentour ontwikkeld. Het is de bedoeling deze tour in de komende periode verder te ontwikkelen en een groot netwerk van religieus erfgoed in de stad op te bouwen. De commissie ziet dat als een kansrijke ontwikkeling maar constateert dat het ondernemingsplan op dat punt niet ver is uitgewerkt. 
De samenwerking met Amsterdamse onderwijsinstellingen - basisscholen, vmbo’s, mbo’s, de universiteiten en de Reinwardt Academie - versterkt de toch al stevige binding met de stedelijke samenleving. Het museum manifesteert zich als goede buur in het Wallengebied door buurtactiviteiten onderdak te verlenen, mee te doen aan buurtinitiatieven zoals het Red Light Jazz Festival en door in samenwerking met de Oude Kerk en Nicolaaskerk kleine wandelroutes in het gebied te ontwikkelen. 

Het museum is gevestigd in het centrum. Doordat huis en kerk het hart vormen van wat het museum te bieden heeft, is de organisatie erg afhankelijk van deze locatie. Het museum spant zich desondanks in om bij te dragen aan de stedelijke spreiding van het cultuuraanbod. Bijvoorbeeld in het kader van het programma Feest! bezoeken leerlingen verschillende gebedshuizen in allerlei delen van de stad. Door het netwerk van samenwerkingspartners uit te breiden over de hele stad, denkt het museum zijn bijdrage aan de spreiding van het aanbod te kunnen vergroten. Deze inspanning is de opmaat naar een nieuw project rondom religieus erfgoed in Amsterdam, dat in de komende periode wordt voorbereid en in 2025, ter gelegenheid van de verjaardag van Amsterdam, gereed zal zijn. De commissie waardeert deze inspanningen. Tegelijkertijd stelt zij vast dat in periode 2021-2024 slechts 1% van de activiteiten van Ons’ Lieve Heer op Solder buiten het centrum zal plaatsvinden. 

De commissie vindt dat de keuze van Ons’ Lieve Heer op Solder voor het thema Leefbare stad past in het huidige en toekomstige beleid van het museum. De inhoudelijke uitwerking daarvan vindt zij overtuigend. De programmering en educatie-activiteiten zijn er vrijwel geheel op gericht om begrip te kweken voor elkaars culturen en religies en het gesprek over tolerantie en ‘gedogen’ aan te jagen. De commissie vindt dat van wezenlijk belang voor de leefbaarheid van Amsterdam.


Uitvoerbaarheid 

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.
De commissie vindt de omvang en aard van de plannen voor de periode 2021-2024 goed in lijn met de vorige periode en in evenwicht met de capaciteit van de organisatie. Ze beoordeelt het plan van het museum als realistisch en uitvoerbaar. De beoogde bezoekersgroei is niet al te groot en komt op de commissie over als haalbaar. Het museum heeft professionele mensen in huis en weet zich ook verzekerd van goede ondersteuning op het gebied van onderzoek, wetenschap en educatie door de samenwerking met instellingen zoals universiteiten, collega-musea, de Reinwardt Academie en het Landelijk Kenniscentrum Cultuureducatie en Amateurkunst. Ten aanzien van de forse ambities voor het educatieprogramma heeft de commissie enige twijfels gezien de tegenvallende resultaten in de voorgaande jaren. Zij constateert op basis van het meest recente bestuursverslag dat het aantal lessen voor het voortgezet onderwijs (9) sterk is achtergebleven bij de planning (70). Daar staan weliswaar aardige aantallen niet geplande lessen op het primair onderwijs tegenover, maar alles bij elkaar is het ambitieniveau in 2018 bij lange na niet gehaald. Ook de aantallen bereikte leerlingen bleven volgens het bestuursverslag in 2018 fors achter bij de ramingen. Omdat het museum het educatieteam onlangs aanzienlijk heeft versterkt acht zij het echter mogelijk om de dalende lijn om te buigen naar een stijgende. 
In aansluiting op de kanttekeningen over de tentoonstellingskwaliteit vindt de commissie dat het artistieke vakmanschap aandacht verdient. Zij constateert dat er op dit punt geen versterking van de organisatie voorzien is. De recente stopzetting van de samenwerking met de Amsterdam Heritage Museums, die op bedrijfsmatig gebied intensief was, betekent dat Museum Ons’ Lieve Heer op Solder nu weer geheel zelf moet kunnen voorzien in zakelijk vakmanschap. Dat vraagt volgens de commissie om enige versterking op dit punt. 

De commissie is van mening dat de bedrijfsvoering van het museum in orde is, maar krap voor alle ambities. De organisatie is financieel gezond. Het museum is overwegend met eigen vermogen gefinancierd en beschikt over een passend weerstandsvermogen. Het monument wordt goed en planmatig onderhouden zodat daaruit normaliter geen financiële risico’s voortvloeien. Het museum geeft in het ondernemingsplan aan dat de bedrijfsvoering in transitie is doordat het museum verandert van een historisch huis naar een actief museum met een maatschappijgericht programma. Onderdeel van die transitie is de naamswijziging van de stichting Museum Amstelkring in Museum Ons’ Lieve Heer op Solder en de oprichting van een nieuwe stichting Museum Amstelkring. In de nieuwe stichting is het vastgoed ondergebracht. De oude stichting met de nieuwe naam voert de museale taken uit. De commissie vindt dat een verstandige zet, die het monument vrijwaart van de bedrijfsmatige risico’s van het museum. Die ontwikkeling van huismuseum naar een actief maatschappijgericht museum noopt onder andere tot de al doorgevoerde en nog geplande formatie-uitbreidingen. De hogere personeelslasten die hiervan het gevolg zijn, maken het museum financieel minder wendbaar. Dat brengt een zeker risico met zich mee als het museum te maken krijgt met financiële tegenvallers.

De aangeleverde begroting is zeer summier en daardoor moeilijk te beoordelen. Bovendien ontbreekt een toelichting, en dat terwijl het museum een grote kostenstijging voorziet en navenant meer aanvraagt bij het AFK. Op basis van de beschikbare informatie vindt de commissie de begroting niet goed in lijn met het plan en niet geheel realistisch. De beheers- en activiteitenlasten voor personeel stijgen fors ten opzichte van het niveau van 2018, en dat terwijl er toen al sprake was van overschrijdingen van begrote personeelslasten. Die hogere personeelslasten vertalen zich echter maar zeer ten dele in groei van het bereik en opbrengsten. Positief is de commissie over het feit dat Ons’ Lieve Heer op Solder 68% eigen inkomsten weet te genereren. De financieringsmix voor het resterende deel is echter niet zo gevarieerd als wenselijk is en vertoont een grote afhankelijkheid van het AFK. De begroting gaat uit van zeer bescheiden sponsorinkomsten en private bijdragen. Er worden geen incidentele subsidies begroot. Dat verklaart waarom het museum € 100.000 meer subsidie aanvraagt bij het AFK. Het museum is zich er bewust van dat de afhankelijkheid van de AFK-bijdrage een aanzienlijk continuïteitsrisico met zich meebrengt. Het ondernemingsplan vermeldt dat de terugvaloptie is dat het museum moet overgaan tot ontslag van medewerkers en minimale consolidatie van het monument. De commissie vindt dat een dergelijke houding weinig ondernemerschap uitstraalt en had in plaats daarvan graag een goede strategie gezien om de risico’s op tegenvallende inkomsten te minimaliseren en te beheersen,

De commissie vindt de aanvraag op het gebied van marketing weinig inzichtelijk en is er daarom niet van overtuigd dat de voornemens op dit punt realistisch en passend zijn. Het ondernemingsplan spreekt van een ‘bescheiden bedrag voor marketing en advertising’ dat echter op de begroting niet is terug te vinden. Het museum zegt vooral meer Amsterdammers binnen te willen halen door daarvoor een nieuw label in te richten en specifieke communicatiekanalen in te zetten. Wat dat zou moeten inhouden maakt de aanvraag niet duidelijk. Het aantal bezoekers uit Amsterdam bedroeg de afgelopen jaren, afgaande op de jaarverslagen, slechts zo’n 4% van het totaal. De commissie is het met het museum eens dat daar groeipotentie aanwezig is. De stijging van het Amsterdamse bezoek die na de heropening in 2016 kon worden geconstateerd, heeft echter niet doorgezet. Het museum voerde eerder structureel publieksonderzoek uit. De commissie vindt het van belang dat dat wordt voortgezet. Het museum heeft de laatste tijd meer moeite om de educatie-activiteiten in de markt te zetten. Het bereik daarvan lag in 2018 ver onder het niveau van 2017. Die daling kwam vooral voor rekening van Amsterdamse scholen en hun leerlingen. Het ondernemingsplan gaat voor de komende jaren uit van forse groei van het aantal scholen en leerlingen dat wordt bereikt, maar reflecteert vanuit de optiek van marketing en communicatie niet op de recente, tegenvallende resultaten. 

Diversiteit en inclusie 

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende. 
Culturele diversiteit en inclusie is voor een instelling als museum Ons’ Lieve Heer op Solder verhoudingsgewijs een grote uitdaging. De huiskerk die het hart vormt van de collectie en de museale presentatie, is immers in de kern westers en christelijk. Toch is het museum er sinds de vorige planperiode in geslaagd een manier te vinden om dit erfgoed in potentie actueel en relevant te maken voor brede bezoekersgroepen door middel van de invalshoek van religieuze tolerantie. Op deze manier draagt het museum volgens de commissie bij aan de culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod. Datzelfde geldt voor de geplande vernieuwing van de begeleidende audiotours en introductiefilm, die is bedoeld om de geschiedenis en betekenis van huis, kerk en collectie te duiden voor bezoekers met een niet-westerse, niet-christelijke en/of niet-religieuze culturele achtergrond. Het museum is voorzichtig gestart met samenwerking met religieuze en erfgoedinstellingen van andere geloofstradities en wil deze de komende jaren sterk uitbreiden met het oog op een nieuw interreligieus scholenproject in 2025. De commissie vindt dit een positieve ontwikkeling. Wel stelt zij vast dat deze samenwerking momenteel betrekking heeft op slechts drie van de tientallen religieuze stromingen die in Amsterdam vertegenwoordigd zijn en dat hier op het gebied van diversiteit nog veel te doen is. In de tentoonstellingenreeks Hedendaags Verleden wordt gezocht naar de universele waarden achter voorwerpen uit de roerende collectie van het museum. Het ondernemingsplan vermeldt dat mensen uit verschillende culturele gemeenschappen in Amsterdam worden uitgenodigd om een voorwerp te kiezen. Ook dat vindt de commissie een goede ontwikkeling.  

Vooral via de educatie-activiteiten bereikt het museum een cultureel divers publiek, omdat het museum veel doet aan binnenschoolse educatie en op die manier kinderen uit alle bevolkingsgroepen bereikt. De commissie verwacht op basis van het ondernemingsplan dat dit bereik zal toenemen door de versterking van het educatieteam en de voorgenomen uitbreiding van de samenwerking met andere religieuze (erfgoed)instellingen. Het scholierenpubliek is echter maar een heel klein deel van het totale bereik van het museum. De organisatie zegt nieuw publiek met een niet-westerse culturele achtergrond te willen bereiken, maar specificeert dit verder niet, waardoor het streven volgens de commissie ongericht blijft. Het ondernemingsplan doet het voorkomen alsof het bereik van een meer divers algemeen publiek vooral een kwestie is van communicatie. De commissie vindt het een goed idee om de audiotours en de introductiefilm te vernieuwen om deze meer aan te laten sluiten bij bezoekers met een levensbeschouwelijk en/of cultureel diverse achtergrond. Tegelijkertijd vindt zij het te simpel gedacht dat slechts verbetering van communicatie hier de oplossing is. 

Succesvol cultureel diversiteitsbeleid begint volgens de commissie bij inclusief denken en het onderkennen van de vooringenomenheden en blinde vlekken binnen de eigen organisatie. De commissie vindt, afgaande op het ondernemingsplan en het Actieplan Diversiteit en Inclusie, dat Museum Ons’ Lieve Heer op Solder hier wat betreft de personeelssamenstelling te weinig oog voor heeft. Het museum geeft aan dat er een aantal medewerkers in dienst is met een ‘niet-westers georiënteerde achtergrond’. Voor de commissie is niet duidelijk wat daaronder moet worden verstaan. Ook westerse mensen kunnen niet-westers georiënteerd zijn. De voorzichtige terminologie die het museum op dit punt van de aanvraag bezigt (ook de term bicultureel valt) wekt bij de commissie de indruk dat het museum niet voluit inzet op het werven van mensen van kleur en/of met een totaal andere dan een Nederlandse achtergrond. Het museum geeft alleen aan te streven naar een team dat de stad weerspiegelt, het wervingsbeleid bij te stellen en via andere kanalen te gaan werven. De commissie vindt dat de voornemens ten aanzien van de diversiteit van personeel en toezicht overtuigingskracht en concreetheid missen. Zij merkt op dat de raad van toezicht al wel een cultureel diverse samenstelling heeft.


Conclusie

De begroting, die uitgaat van een grote kostenstijging, is summier toegelicht. De commissie vindt deze op basis van de beschikbare informatie niet goed in lijn met het plan en niet geheel realistisch. Het museum toont weinig ambitie en ondernemerschap op het punt van de verwerving van sponsorinkomsten en private bijdragen en heeft geen incidentele subsidies begroot. 

Op grond van bovenstaande overwegingen adviseert de commissie de aanvraag van Museum Ons’ Lieve Heer op Solder gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 604.272 per jaar. 

De commissie constateert dat er na beoordeling van alle aanvragen onvoldoende budget beschikbaar is om de aanvraag te honoreren.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.