W139

BFNA
Aangevraagd: € 375.000
Toegekend: € 0

Inleiding 

Stichting W 139 (hierna: W139) is een middelgrote presentatie-instelling voor hedendaagse beeldende kunst. Sinds 40 jaar toont de organisatie experimentele kunst in het centrum van de stad. Daarbij beoogt W139 om kunstenaars uit te dagen hun eigen grenzen te verkennen en verleggen. Een belangrijke rol in alle lagen van de organisatie is weggelegd voor jonge en nieuwe makers. Het artistieke primaat ligt bij hen en ook op zakelijk-organisatorisch niveau zijn zij betrokken. Daarmee wil W139 zich richten op de ontwikkeling van een nieuwe generatie makers en hun autonomie vergroten. W139 ziet in de periode 2021-2024 een positie voor zich als een van de koplopers in het middensegment. Zij profileert zich als laatste vrije ruimte in de binnenstad van Amsterdam. 

In de periode 2021-2024 continueert W139 haar ingezette koers waarbij kunstenaars radicaal centraal staan en doet zij enkele aanpassingen. Zo wordt een wisselende kerngroep van drie kunstenaars een jaar lang beeldbepalend voor haar presentatie-instelling. Zij vormen een kritisch anker ter versterking van de artistieke ontwikkeling van degenen die aan hun presentaties werken voor de kunstplek. W139 neemt een ondersteunende, stimulerende en faciliterende rol in. Van 2021 tot 2024 worden zes groepstentoonstellingen inclusief publieksprogramma’s beoogd, aangevuld met vier à zes solopresentaties (waarvan één à twee solo’s van W139 AIR-kunstenaars), vier edities van kunsttalkshow Stampa, expertmeetings voor kunstprofessionals, een pilot met een mastermodule kunst in praktijk en diverse groepsontmoetingen met studenten van academies uit binnen- en buitenland. Ook actualiseert en complementeert W139 haar archief en ontwikkelt zij een users manual waarmee de grondslagen van de W139-praktijk worden geborgd en opengesteld voor het publiek.

Stichting W 139 ontvangt een vierjarige subsidie 2017-2020 binnen het Kunstenplan van 
€ 307.668 per jaar (incl. indexatie 2020).
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld 
€ 375.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.
W139 omschrijft zich in haar plannen als laatste vrije ruimte in de binnenstad. In W139 zijn vele presentaties en programma’s mogelijk, met veel verschillende type kunstenaars en uiteenlopende genres binnen de beeldende kunst, zonder dat een vooraf opgesteld conceptueel raamwerk beperkingen oplegt. Dat uit zich in de komende periode in tentoonstellingen met werk van Evelina Rajca, Philip Vermeulen, Jacob Dwyer en Sil Krol. De eigenwijze punk attitude waar de organisatie sinds 40 jaar om bekend staat, wordt door de commissie gewaardeerd als een herkenbare artistieke eigenheid. Tegelijk leest de commissie in de plannen voor de komende jaren tegenstrijdigheden. Het ogenschijnlijk niet in een hokje willen passen, bemoeilijkt de commissie om te specificeren of de artistieke voornemens voor de komende jaren meer intellectueel of juist materieel gedreven zijn, of dat de organisatie intuïtief te werk gaat of vooral baldadig en provocerend wil zijn. Dat maakt de artistieke signatuur voor de komende periode diffuus en geeft in de ogen van de commissie aan hoe tegendraadsheid ook een zwakte kan worden. Naast producerende activiteiten zegt de organisatie zich ook te richten op de artistieke ontwikkeling van talent. W139 ziet zichzelf als een kruispunt voor talentvolle kunstenaars en kleine en grotere instellingen in en buiten de stad. Hoewel de commissie onderschrijft dat W139 een platform voor talent is, laat de uitwerking van de begeleiding en monitoring van dat talent voor de commissie nog vragen open. Zo is voor de commissie niet duidelijk of W139 een bepaalde structuur of een systeem hanteert waarmee zij jonge makers aan het begin van hun professionele loopbaan proactief begeleidt. De commissie concludeert daarom dat op het gebied van talentontwikkeling W139 een weinig herkenbare of ideeënrijke signatuur heeft. 

W139 is in de ogen van de commissie sterk makers-gedreven. Zij wil hoofdzakelijk van betekenis zijn voor (bij de organisatie betrokken) kunstenaars, naast pre-professionals en kunstprofessionals. Deze nadrukkelijke focus op een ingewijd kunstpubliek, naast het centraal stellen van het klassieke idee van de vrije kunsten, maakt een wat nostalgische indruk op de commissie. Niettemin heeft W139 volgens de commissie nog steeds een goede reputatie bij de kunstprofessionals en is er sprake van artistieke betekenis bij deze groep. Gezien de vrij sterke mate van in-crowd, verwacht de commissie dat het artistieke plan voor de producerende activiteiten voldoende aansprekend is voor het beoogde publiek, ondanks dat dit niet expliciet in de aanvraag inzichtelijk wordt. Wel meent de commissie op het gebied van de begeleiding van jonge makers dat het plan weinig visie toont op hoe W139 aansprekend wil zijn voor jong talent en dat de organisatie zich niet lijkt te verdiepen in de culturele wensen van deze beoogde publieksgroep. De commissie is niet overtuigd dat W139 op het gebied van talentontwikkeling van artistieke betekenis is.

In de lange tijd dat W139 actief is, heeft het instituut een betekenisvolle plek in het kunstenveld bemachtigd. Hoewel de wereld en de kunsten sinds de oprichting van W139 ingrijpend zijn veranderd, ziet de commissie dat de organisatie hier nauwelijks op reflecteert en daaraan haar artistieke ontwikkeling en ambities relateert. De organisatie continueert wat zij al decennialang doet hetgeen in de optiek van de commissie een gebrek aan zelfreflectie weerspiegelt. De commissie meent dat W139 als een van de laatste kunstpodia in het Centrum een belangrijke rol kan spelen als het geheugen of archief van de binnenstad, maar dat deze rol niet door de organisatie op toekomstbestendige wijze wordt opgepakt. Daarnaast merkt de commissie op dat W139 summier investeert in het potentieel en de ontwikkeling van de belangrijkste gezichtsbepalende artistiek betrokkenen. Zo krijgen de betrokken kunstenaars volledig de vrije hand. Naast het produceren en presenteren van werk, zijn zij ook grotendeels verantwoordelijk voor de productie van tentoonstellingen of de marketing en communicatie ervan. Dat ziet de commissie enerzijds als een waardevolle, zij het strenge, leerschool voor startende makers, herkenbaar voor hoe het jaren in het kunstenveld is gegaan. Anderzijds wringt de vrij spartaanse werkwijze met hoe vandaag de dag ook naar fair practice wordt gekeken. Met name bij beginnende kunstenaars is enige vorm van begeleiding gewenst om hun artistieke ontwikkeling te bevorderen. Met referte aan het zeer kritisch advies bij de aanvraag voor de vorige Kunstenplanperiode, overtuigt het huidige plan de commissie niet dat de betrokken kunstenaars en W139 als organisatie zich adequaat artistiek blijven ontwikkelen.


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak.
W139 toont zich bewust van de complicaties die een wereldstad als Amsterdam met zich meebrengt en refereert daarbij aan stijgende vastgoedprijzen, overtoerisme en monocultuur. Te midden van de disneyficatie van de binnenstad ziet de organisatie een rol voor zichzelf weggelegd om het publiek juist op deze plek in direct contact te brengen met experimentele, hedendaagse kunst. De commissie meent dat W139 in deze omgeving een rijke voedingsbodem heeft om zich inhoudelijk en/of praktisch te verbinden met de Amsterdamse samenleving maar dat dit niet als zodanig door de organisatie wordt benut. Lokaal tot de binnenstad gespecificeerde onderwerpen, zoals het verlies van kunstzinnig en creatief kapitaal te midden van een eentonig en ‘ordinair’ geworden landschap van Nutella-winkels, worden beknopt aangestipt in de plannen. Daarin leest de commissie een zekere intentie van de organisatie om te interacteren met Amsterdam en in het bijzonder de buurt waar W139 is gevestigd. Echter komt de mate waarin en de wijze waarop W139 zich verhoudt tot dergelijke stadsthematiek, voor de commissie in de aanvraag te summier naar voren. Daarom oordeelt de commissie dat W139 zich niet op overtuigende wijze verbindt met de stedelijke samenleving. 

Met haar locatie in het centrum van Amsterdam waar ook de activiteiten plaatsvinden draagt W139 naar het oordeel van de commissie niet bij aan verdere spreiding van kunst en publiek door de stad. Het stadsbreed en stadsgrensoverschrijdend netwerk van W139 zou kunnen bijdragen aan het ontplooien van activiteiten en bereiken van publiek buiten het Centrum of Zuid. Hier wordt echter niet op gereflecteerd in de aanvraag, waardoor de commissie concludeert dat de focus hoofdzakelijk ligt op de binnenstad. 

Als eigen accent kiest W139 voor het thema Wereldstad. Hierbij verwijst zij naar de schaduwzijde van een metropool: de dwarse, meerstemmige stad die Amsterdam oorspronkelijk was, lijkt steeds strakker geregisseerd en meer gladgestreken te worden. W139 wil daarbinnen als een wilde tuin een vrije, open ruimte behouden voor de kunsten. Deze benadering tot het thema Wereldstad vindt de commissie eigenzinnig en passend bij de kenmerkende weerbarstigheid van de organisatie. Niettemin ontbreekt in de aanvraag een uitwerking van hoe W139 dat beoogt te realiseren, noch leest de commissie in het plan dat het gekozen accent verwerven is met de activiteiten. Daarom is de commissie matig overtuigd dat de organisatie met het plan aansluit bij of anticipeert op de langere termijn ontwikkelingen in de stad.


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
In de aanvraag leest de commissie niet zozeer dat W139 nieuwe ambities heeft, maar vooral dat zij de huidige koers doorzet. De commissie heeft voldoende vertrouwen dat met de huidige organisatie de activiteiten gecontinueerd kunnen worden. Niettemin plaatst zij een kritische kanttekening bij de werkwijze. Jonge beeldend kunstenaars worden volgens W139 radicaal centraal gesteld. De organisatie is zo vormgegeven dat deelnemende kunstenaars grote verantwoordelijkheid dragen op zowel artistiek als zakelijk-productioneel vlak. De commissie leest in de aanvraag weliswaar dat een freelance team de kunstenaars productioneel en inhoudelijk begeleidt, maar niet hoe zij dit proces bijstaat. De organisatie presenteert geen methode om makers proactief te begeleiden bij de eerste stappen in hun professionele loopbaan. Ook leest de commissie niet of makers geselecteerd worden op zowel artistieke als zakelijk-productionele kwaliteiten, hetgeen handvatten kan bieden betreft de deskundigheid waarmee de activiteiten gerealiseerd worden. De commissie ziet hierin een risico dat makers door deze verschillende verantwoordelijkheden overbelast kunnen raken. Hier kan de kwaliteit van hun werk en de tentoonstellingen onder lijden, alsook de kwaliteit van de zakelijk-productionele werkzaamheden. De resultaten zijn sterk afhankelijk van de al dan niet toevallig aanwezige deskundigheid en ervaring van de betrokken kunstenaars. De commissie concludeert dat het team voldoende vakmanschap heeft om de makers te faciliteren, maar dat onzeker is of de makers voldoende deskundigheid hebben of adequaat begeleid worden om de plannen uit te voeren. 

De commissie oordeelt dat de organisatie financieel gezond is. Met een redelijk eigen vermogen kan W139 eventuele tegenvallers redelijk opvangen. Wel ziet de commissie risico’s in de bedrijfsvoering om op langere termijn effectief te functioneren, met name bij de mogelijke uitval van medewerkers op bepalende posities. Het aantal fte in relatie tot de beoogde plannen is aan de magere kant, hetgeen grotendeels wordt gecompenseerd door betrokken deelnemende makers. Echter meent de commissie dat makers geen passende vergoeding ontvangen in relatie tot hun artistieke, zakelijke en productionele investering. In het plan stipt W139 weliswaar aan dat zij de begeleiding van haar makers wil versterken, maar er worden geen concrete veranderingen aangedragen. In de ogen van de commissie toont W139 zich hiermee te weinig bewust van de noodzaak om te investeren de ontwikkelperspectieven van haar makers. De commissie meent dat W139 haar verantwoordelijkheid laat liggen om een gezonde bedrijfsvoering vorm te geven zodat de instelling op langere termijn effectief en in overeenstemming met fair practice kan functioneren. 

Met betrekking tot de begroting valt op dat de totale exploitatie aanzienlijk stijgt, waarbij de grootste toename ten opzichte van eerdere jaren in de personele activiteitenlasten zit. De commissie is positief over de voorgenomen investering in fair pay maar leest dit nog niet adequaat terug in de begroting of de toelichting daarop. Ondanks de stijging in personeelslasten, staan de begrote honoraria voor de betrokkenen volgens de commissie niet in verhouding tot het minimumloon en de ureninvestering die zij maken voor zowel het maken van nieuw werk als hun productiewerkzaamheden in de organisatie. Aan de dekkingskant valt de afhankelijkheid van subsidies die worden aangevraagd in Amsterdam en bij het ministerie van OCW op. Deze nadruk op publieke gelden acht de commissie niet in evenwicht. Bovendien geeft de organisatie geen zicht op de haalbaarheid van deze inkomsten of om kosten bij tegenvallende inkomsten terug te dringen. De commissie oordeelt daarom dat de begroting niet realistisch genoeg is.

De commissie beoordeelt de inspanningen van W139 op het gebied van marketing en communicatie weinig ambitieus of realistisch. De organisatie richt zich hoofdzakelijk op kunstenaars en kunstprofessionals maar presenteert geen helder communicatieplan. Volgens de commissie bereikt W139 deze makers op basis van haar reputatie in het veld, maar is er geen sprake van een specifieke marketingstrategie. Dat bemoeilijkt de organisatie om effectief haar tweede doelgroep - namelijk de toevallig voorbijganger - te bereiken. Deze groep wil W139 met name via een intrigerende façade bereiken. De commissie meent echter dat dit een stevigere marketingaanpak vereist, waarbij een gedifferentieerde aanpak voor verschillende typen activiteiten of doelgroepen wordt opgesteld en ervaring en expertise op het gebied van marketing in huis wordt gehaald. De commissie merkt op dat de gebruikte communicatiekanalen, zoals de website, achterlopen bij de activiteiten en weinig van de organisatie zelf laten zien. Tot slot noemt W139 het actualiseren en toegankelijk maken van haar archief voor het publiek als nieuw communicatiemiddel. Hiermee wil W139 haar praktijk openstellen en borgen. Echter mist de commissie een plan van aanpak. Zij meent dat de organisatie het vele werk dat hierbij komt kijken nu nog onderschat.


Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak.
W139 stelt dat diversiteit een fundamenteel kenmerk van kunst is en dat de betrokken kunstenaars een diversiteit van stemmen en visies uit de samenleving vertegenwoordigen. Deze opvatting overtuigt de commissie onvoldoende. Uit het ondernemingsplan blijkt volgens de commissie niet dat W139 zich met haar activiteiten actief en expliciet inspant voor culturele diversiteit in het Amsterdamse cultuuraanbod, bijvoorbeeld in vorm, inhoud of presentatiewijze. Toch ziet zij ook dat W139 een cultureel diverse groep makers weet te betrekken. Daarin ziet de commissie ruimte voor de organisatie om zich meer uitgesproken tot de meerstemmige stad te verhouden. In dat opzicht mist zij in het plan een visie van W139 om het diversiteitsvraagstuk breder en inclusiever in te vullen en te bestendigen in haar activiteiten. 

In de aanvraag leest de commissie niet terug welke inspanningen W139 onderneemt om een cultureel divers samengesteld publiek in de stad te bereiken. De organisatie benoemt zich in de komende periode niet op nieuwe doelgroepen te richten omdat zij al een breed internationaal publiek bereikt. De commissie wijst er echter op dat een internationaal publiek niet hetzelfde is als een lokaal cultureel divers publiek waarin de totale Amsterdamse bevolking zich beter kan herkennen. Voor het bereiken van een cultureel divers samengesteld publiek - niet zijnde expats en toeristen - wordt een effectief en onderbouwd plan van aanpak in de aanvraag gemist. 

Met betrekking tot een visie op een overtuigend plan voor diversiteit van het personeelsbestand en het bestuur van W139 is de commissie gematigd positief. W139 weet haar intenties voor een gezonde balans tussen mensen met westerse en niet-westerse achtergronden in de organisatie helder te verwoorden. De diversiteit in het bestuur is klein maar wel aanwezig en de poule van werknemers maakt volgens de commissie een redelijk gemêleerde indruk.


Conclusie

Op grond van bovenstaande overwegingen adviseert de commissie de aanvraag van Stichting W 139 niet te honoreren.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie BFNA.