Museum Van Loon

Erfgoed
Aangevraagd: € 176.513
Toegekend: € 0

Inleiding

Stichting Van Loon is eigenaar van Museum Van Loon, dat gevestigd is in het woonhuis van een oude Amsterdamse regentenfamilie. Huis, collectie, interieur, tuin en koetshuis vormen volgens de aanvrager een authentiek en compleet ensemble dat open en gastvrij is en waar een divers publiek zich thuis kan voelen. Als representant van de stad van ‘toen’ wil het een plek zijn in het Amsterdam van ‘nu’.  De periode 2021-2024 staat in het teken van twee jubilea. In 2022 bestaat het huis 350 jaar. In 2023 herdenkt het museum zijn vijftigjarig bestaan en de honderdste geboortedag van stichter Maurits van Loon. Ter gelegenheid daarvan wil het museum extra aandacht besteden aan onderhoud van het monument en verbetering van vaste collectiepresentatie.  Het museum programmeert normaliter jaarlijks twee grote en twee kleinere tentoonstellingen. In beide jubileumjaren wil het museum één grote tentoonstelling extra maken. De programmalijn Hedendaagse kunst belicht thema’s die raken aan zowel de actualiteit als aan aspecten van de geschiedenis van het huis en/of de familie: de financiële wereld, het kolonialisme, de portretkunst en de positie van de vrouw. De programmalijn Kunstgeschiedenis plaatst delen van de collectie, zoals het rococo-interieur en bepaalde portretten, in een breder kunsthistorisch perspectief. De programmalijn Erfgoed gaat over voormalige bewoners en hun interesses en biedt aanstormend museumtalent ruimte om aan de slag te gaan met gedeeld erfgoed en inclusiviteit.  Het museum continueert de educatieprogramma’s voor mbo-studenten op het gebied van meubelmaken, stofferen, mode en gastvrijheid. Het wil zijn educatieve taak uitbreiden met programma’s voor het primair onderwijs. Rondom de tentoonstellingen, het huis en de collectie initieert het museum onderzoek, dialoog en kennisdeling. 

Stichting Van Loon ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 2017-2020.  Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage aan van gemiddeld € 176.513 per jaar in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende. De kracht van dit intieme museum is volgens de commissie gelegen in het unieke ensemble van huis en collectie, waaraan in het kader van exposities prikkelende wendingen en betekenissen gegeven kunnen worden. De commissie vindt dat het tentoonstellingsprogramma voor de komende periode veel traditionele kunsthistorische thematiek (17e-eeuwse meesterwerken, rococo) bevat die weinig verrassend is. De traditionele thema’s worden echter afgewisseld met meer ideeënrijke voorstellen bijvoorbeeld voor tentoonstellingen over het financiële systeem en over de invloed van vrouwen in de stad. Het programma laat de dwarsverbanden zien van deze thema’s met de geschiedenissen van huis en/of familie en gaat net als in de afgelopen jaren de minder fraaie kanten daarvan niet uit de weg. De commissie vindt dat het museum met de informatieve tentoonstelling Aan de Surinaamse grachten goed heeft laten zien hoe verrijkend en verdiepend die benadering kan werken.  
Tegelijkertijd is zij van mening dat het museum er geen goed aan heeft gedaan deze tentoonstelling vrijwel volledig in het Koetshuis te plaatsen en buiten het huis te houden. De in artistieke beelden vertaalde confrontatie van de deels met slavenarbeid verworven rijkdom van het huis en zijn eigenaren met de pijnlijke geschiedenissen van de tot slaaf gemaakt en had een zeer wezenlijke betekenislaag aan deze expositie kunnen toevoegen. Voor de artistieke eigenheid van Museum Van Loon vindt de commissie het van essentieel belang dat het huis en de vaste collectie een rol blijven spelen in de tentoonstellingen en dat exposities mede gesitueerd worden binnen de context van het huis met het authentieke interieur. Hoewel het koetshuis deel uitmaakt van het ensemble, is de zeggingskracht daarvan als expositieruimte minder sterk dan die van het huis. Juist in de confrontatie van actuele maatschappelijke thematiek en hedendaagse kunst met het huis en de geschiedenis die het huis ademt, komt de transhistoriciteit van Museum Van Loon tot zijn recht. Op die manier kan het museum zich volgens de commissie onderscheiden van andere Amsterdamse musea. Het zijn bij uitstek de in het kader van een expositie aan het oorspronkelijke interieur toegevoegde elementen die het publiek onverwachte ervaringen bieden en hen verrassende samenhangen, overeenkomsten of contrasten laten ontdekken.  Uit het ondernemingsplan kan de commissie echter niet opmaken dat en hoe die link tussen de vaste opstelling in het woonhuis en de tijdelijke tentoonstellingen de komende jaren invulling krijgt. De programmering heeft inhoudelijk weliswaar ruimschoots en goed gevonden raakvlakken met de geschiedenis van huis en/of familie, maar het plan maakt niet inzichtelijk hoe die vertaald worden in keuzes over het gebruik van ruimtes en in het uitlokken van interactie tussen vaste collectie en tijdelijk getoonde objecten. De ensemblewaarde van huis, interieur, koetshuis, tuin en programmering wordt in het plan weliswaar meermaals benoemd, maar meer als gegeven dan als uitdaging en opgave om verder invulling en verdieping aan te geven. Een herkenbare artistieke signatuur is volgens de commissie in potentie duidelijk aanwezig, maar krijgt in het plan een te weinig specifieke en overtuigende uitwerking.  
 
Museum Van Loon zegt zich de komende jaren te richten op een bredere mix van bezoekersgroepen. Het museum blijkt volgens de aanvraag aantrekkelijk voor buitenlandse bezoekers, die het museum in groten getale weet te trekken. De meerderheid van de bezoekers van Museum Van Loon komt uit Nederland; de helft daarvan uit Noord-Holland. Het museum wil deze categorie bezoekers groter, breder en diverser maken en verleiden tot herhaalbezoek. Ook in dat opzicht vindt de commissie het jammer dat een deel van het programma vrij traditioneel en weinig prikkelend is. Het programma bevat enkele maatschappelijk geïnspireerde tentoonstellingsthema’s die verrassend en gevarieerd zijn en de geschiedenis van huis en familie vanuit uiteenlopende perspectieven laten zien. De commissie vindt dát deel van het programma goed aansluiten op de interesses van de nieuwe, meer diverse doelgroepen die het museum wil bereiken. De commissie vindt het een goede zaak dat de (informatievoorziening bij de) vaste presentatie verbeterd wordt. Door daarin ruimte te maken voor verschillende perspectieven op de geschiedenis van huis en familie, kan het museum zijn artistieke betekenis voor het beoogde publiek zeker vergroten. De commissie heeft waardering voor de structurele samenwerking met Imagine IC. De participatieve verzameltrajecten die samen met deze organisatie worden opgezet, zijn bedoeld om cultureel diverse gemeenschappen te betrekken bij de samenstelling van tentoonstellingen. Voor de Suriname-tentoonstelling heeft deze werkwijze volgens de commissie goed uitgepakt. De betrokkenheid van deze gemeenschappen maakt het museum herkenbaarder en relevanter voor een groter en breder samengesteld publiek.

Het oordeel van de commissie over de artistieke ontwikkeling van het museum is niet eenduidig. Een positieve ontwikkeling is dat Museum Van Loon zich in toenemende mate bewust is van de maatschappelijke lading van de familiegeschiedenissen die onlosmakelijk met het huis en het interieur verbonden zijn. Het museum is het ongemak ten opzichte van dit beladen verleden voorbij en grijpt het juist aan om tot een rijkere programmering te komen. Het zoekt daarvoor nieuwe invalshoeken, werkwijzen en samenwerkingen die nieuwe perspectieven openen en nieuwe verhalen aanboren. De aanvrager maakt echter onvoldoende duidelijk hoe zij deze bewustwording denkt door te vertalen naar een artistieke ontwikkeling die zorgt dat huis en programmering een dialoog aangaan en die prikkelende confrontaties teweegbrengt tussen het ensemble en de familiegeschiedenis enerzijds en actualiteit van het maatschappelijk debat anderzijds.  De commissie is van mening dat de inhoudelijke koers van het museum mogelijkheden biedt voor de artistieke leiding, de inhoudelijke medewerkers en bij de tentoonstellingen betrokken makers om zich professioneel verder te ontwikkelen. 


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende. Museum Van Loon wil relevant zijn voor de superdiverse stad Amsterdam en maakt volgens de commissie op dat punt goede stappen na een periode waarin het museum enigszins introvert opereerde en gericht was op een nogal eenzijdig publiek. Met de voorgenomen programmering sluit het museum beter aan op thema’s die relevant en actueel zijn in de stedelijke samenleving. Zo adresseert de tentoonstellingenreeks Home and The World kwesties rondom kolonialisme, nationalisme en nationale identiteit. Hoewel het museum volop samenwerkt met allerhande culturele partners in de hele stad, blijft de maatschappelijke samenwerking enigszins beperkt. Het museum heeft langdurige en hechte partnerschappen met mbo-opleidingen in Amsterdam. De commissie waardeert het dat Museum Van Loon zich sterk maakt voor de herwaardering van het maatschappelijk ondergewaardeerde vakmanschap van bijvoorbeeld stoffeerders en meubelmakers en zo bijdraagt aan de versterking van cultuureducatie op het mbo. Daarnaast doet het museum mee aan de Maakdagen van de Crafts Council Nederland en de Vrijheidsmaaltijden in het kader van 4 en 5 mei en formuleert het ondernemingsplan de (niet in concrete voornemens uitgewerkte) wens om Keti Koti te betrekken bij Summer@VanLoon. De commissie vindt dat het museum meer werk zou kunnen maken van maatschappelijke samenwerking, zeker gezien het feit dat de maatschappelijke inslag van een deel van de programmering zich daar uitstekend voor leent. Het plan om dak- en thuislozen te betrekken bij de randprogrammering rondom de tentoonstelling Value(s) laat goed zien welke verrassende samenwerkingsmogelijkheden de voorgenomen programmering biedt.  
 
Omdat huis, tuin en koetshuis een belangrijk deel vormen van wat Museum Van Loon is en uniek maakt, worden de meeste activiteiten van het museum in centrum Amsterdam aangeboden. De commissie heeft veel waardering voor de inspanningen die het museum levert om bij te dragen aan de spreiding door verbindingen aan te gaan met het stadsdeel Zuidoost, in samenwerking met Imagine IC, OSCAM, MAFB Fashion Fest en andere partijen. Zij stelt wel vast dat het ondernemingsplan niet vermeldt wat voor en hoeveel activiteiten het museum daadwerkelijk in Zuidoost denkt te organiseren. Iets concreter maar niettemin nog onzeker is het voornemen om een rol te gaan spelen bij de culturele programmering in boerderij Langerlust aan de Gaasp. Dit pand was tot 50 jaar terug in bezit van de familie Van Loon. De commissie vindt dit een inhoudelijk mooi gevonden en qua spreiding veelbelovende connectie met Zuidoost.
 
Museum Van Loon zegt dat het voor de hand ligt om zijn ondernemingsplan te scharen onder de noemer de Leefbare Stad. De commissie vindt de keuze voor dit thema logisch en passend. De meerstemmige artistieke koers van het museum draagt bij aan het zichtbaar maken van meerdere perspectieven op de geschiedenis van de stad en aan het verbinden van mensen van verschillende achtergronden. Minder overtuigend vindt de commissie de verwijzing naar de samenwerking met collega-instellingen in de Vijzelbuurt, waarmee Museum Van Loon zegt bij te dragen aan spreiding van bezoekers in de binnenstad ten behoeve van de leefbaarheid. De commissie heeft waardering voor deze samenwerking, maar ziet dit toch vooral als een marketinginstrument ten behoeve van de deelnemers en niet zozeer als een culturele bijdrage aan de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de leefomgeving voor bewoners. De samenwerking in de Coalitie Metropool Amsterdam plaatst het ondernemingsplan in het kader van de Leefbare Stad. Deze coalitie behelst een samenwerking met een theaterproducent waarmee het museum in 2023 een muziektheatervoorstelling in Overveen gaat maken, waar het museum een publiek van leerlingen van het Amsterdams voortgezet onderwijs voor wil werven. De commissie vindt dat het plan niet duidelijk maakt wat dit bijdraagt aan de lange termijn ontwikkeling van Amsterdam als leefbare stad.  

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende. De commissie vindt dat het ondernemingsplan van Museum Van Loon is toegesneden op de schaal van de organisatie en gaat ervan uit dat het museum in staat zal zijn hier uitvoering aan te geven. De omvang van de programmering is vergelijkbaar met voorgaande jaren, al wil het museum rondom de jubilea een tandje bijzetten. Er zijn activiteiten die kleiner gemaakt of geschrapt kunnen worden als de inkomsten tegenvallen. De commissie stelt vast dat het museum de laatste jaren met een betrekkelijk klein team een constante kwaliteit en een hoge productiviteit heeft geleverd en zakelijk strak heeft geopereerd. Dat getuigt van vakmanschap, zowel artistiek-inhoudelijk als zakelijk en productioneel. De commissie vindt de gewenste uitbreiding op het gebied van educatie begrijpelijk en nodig om ervoor te zorgen dat het museum meer scholen en leerlingen kan bereiken. Educatie vergt specifiek vakmanschap en voldoende capaciteit. De samenwerkingspartners waarmee de toekomstige programmering tot stand komt zijn goed gekozen. Instellingen zoals Imagine IC en OSCAM beschikken over de kennis en de relaties die nodig zijn om museum Van Loon diverser en inclusiever te maken.
 
Museum Van Loon functioneert al sinds 1973 zonder structurele subsidie. De commissie heeft daarvoor veel bewondering. Het museum voert een verstandig financieel beleid, draait goed en beschikt over voldoende vermogen, ook na het oplossen van een kennelijk al langer lopende fiscale kwestie die veel geld gekost heeft. Dankzij goede bedrijfsresultaten zijn de reserves sindsdien weer wat aangevuld, zodat het museum in staat is om tegenvallers op te vangen, ook op de langere termijn. Het onroerend goed vormt behalve een rijk bezit ook een grote kostenpost en risicofactor. Huis en koetshuis staan er na een reeks grote verbouwingen en bijbehorende investeringen goed bij en voor het toekomstig onderhoud zijn de nodige voorzieningen getroffen. De bedrijfsvoering geeft volgens de commissie al met al een gezonde basis om de beoogde plannen uit te voeren.  
 
De begroting vindt de commissie niet op alle onderdelen even realistisch en passend. Het is in de ogen van de commissie lovenswaardig dat het museum gaat proberen om de ervaring van de nieuwe directeur in te zetten om een flink bedrag aan corporate en tentoonstellingssponsoring binnen te halen en zo de prima financieringsmix nog verder te verbeteren. De commissie vindt de begroting op dat punt echter erg optimistisch. Voor een klein particulier museum is het een enorme opgave om € 100.000 aan sponsorgeld binnen te halen, zeker als het daar, zoals bij Museum Van Loon het geval is, pas mee begint. Ook de beoogde stijging van de bezoekersaantallen en -inkomsten vindt de commissie erg groot. De commissie constateert dat het bezoekersaantal de laatste jaren licht daalde en signaleert dat grote publieksgroei veel druk kan leggen op het kwetsbare interieur. Daarom zet zij vraagtekens bij de haalbaarheid en de wenselijkheid van de beoogde groei.  Het museum begroot een aanzienlijk bedrag voor een ‘kwaliteitsslag tentoonstellingsprogramma’. De toelichting bij de begroting vermeldt allerlei zeer uiteenlopende zaken die daaronder vallen, maar in het ondernemingsplan wordt niet ingegaan op de noodzaak een kwaliteitsslag te maken noch op de manier waarop het museum de resultaten daarvan denkt te borgen. Zodoende kan de commissie niet beoordelen of het geraamde bedrag passend is. De commissie stelt bovendien vast dat in de begroting niet zichtbaar is of hiervoor ook daadwerkelijk uitgaven ter grootte van het aangevraagde bedrag worden gedaan.  
 
Het marketingplan is naar het oordeel van de commissie in de aanvraag zeer summier uitgewerkt. De commissie denkt dat er flink wat voor nodig is om de gewenste en begrote groei van het publiek en de publieksinkomsten te realiseren. Zij vindt het plan op dit punt weinig overtuigend. Positief vindt zij dat het museum structureel publieksonderzoek uitvoert, zodat het museum goed weet waar het bestaande publiek vandaan komt en hoe dat het museum waardeert. De commissie ziet niet dat het museum daar in zijn marketing- en communicatieaanpak op voortbouwt. Museum Van Loon stelt te gaan samenwerken met partners om meer cultureel diverse doelgroepen te bereiken. Het plan biedt inhoudelijk voldoende aanknopingspunten om de ambities voor het trekken van een diverser publiek waar te maken, maar wordt weinig specifiek over de aanpak van de marketing richting deze doelgroepen. Het museum verwacht op dit punt veel van de samenwerkingspartners zoals Imagine IC, OSCAM en stadsdeel Zuidoost en hun netwerken en kanalen. Het stelt dat er onderzoek nodig is om per doelgroep vast te stellen welke strategie, media en middelen passend zijn. Het ondernemingsplan geeft echter geen inzicht in de manier waarop het museum dit maatwerk aan denkt te pakken en wat ervoor nodig is om dat effectief te kunnen doen.

Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende. De commissie is van oordeel dat het museum het ongemakkelijke verleden van de familie Van Loon lang onbesproken heeft gelaten maar dat het museum nu goede stappen maakt om daar verandering in te brengen. Het museum vervolgt de weg die het met de tentoonstellingen Suspended Histories en Aan de Surinaamse grachten is ingeslagen en zet de samenwerking met gastcurator Thomas Berghuis voort. Het ondernemingsplan besteedt ruim aandacht aan het vergroten van de meerstemmigheid, zowel in de toelichting op de vaste opstelling als in de onderwerpskeuze van de tentoonstellingen en de selectie van de te betrekken kunstenaars en partnerorganisaties. Door de historie vanuit cultureel diverse invalshoeken te belichten, draagt het museum bij aan de culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod.
 
Met de voorgenomen programmering moet het volgens de commissie voor Museum Van Loon mogelijk zijn om een cultureel diverser publiek te bereiken, mits het zijn marketing- en partnerschappen daarvoor goed inzet. Op het punt van de marketing is de commissie daar, zoals gezegd, niet van overtuigd. De inhoudelijke samenwerking biedt wel goede aanknopingspunten om het museum te verbinden met cultureel diverse doelgroepen. De koppeling van participatieve verzameltrajecten aan de tentoonstellingen rondom Coenraad Sander en de rol van de vrouw in Amsterdam is in dit opzicht veelbelovend. Deze brengen het museum in gesprek met andere doelgroepen en leveren veelkleurige verhalen, perspectieven en geschiedenissen op die kunnen worden gebruikt in de tentoonstellingen. Een soortgelijk verrijkend effect verwacht de commissie van de samenwerking in het Cocollectielab, waar erfgoedinstellingen in samenspraak met particuliere verzamelaars nieuwe methoden van collectief beheer verkennen. De commissie vindt het verbinden van het nieuwe cultureel diverse publiek aan de vriendenkringen van het museum een belangrijk aandachtspunt. Langs deze weg kunnen de nieuwe relaties van het museum worden bestendigd en verankerd. In het ondernemingsplan is hier echter geen aandacht voor.  
 
De diversiteit van personeel en bestuur laat volgens de commissie nog veel te wensen over. Zij ziet juist dit als basis die nodig is om te komen tot structurele meerstemmigheid in alles wat een erfgoedinstelling doet. Zonder die basis steken vooroordelen en blinde vlekken snel de kop op. De commissie mist een duidelijke visie op en overtuigend plan voor het bereiken van diversiteit in het personeelsbestand en bestuur. Het museum wil weliswaar een extra medewerker aannemen die de meerstemmigheid ‘als van nature’ meebrengt, maar de commissie wijst erop dat de hele organisatie hier bewust mee aan de slag moet en dat hiervoor een inhoudelijk gemotiveerd plan noodzakelijk is. De samenstelling van de raad van toezicht is de laatste jaren eenzijdig autochtoon, wit en westers gebleven; ook een recente vacature in de raad van toezicht heeft daarin geen verandering gebracht. Het museum geeft aan de statutaire ruimte voor het uitbreiden van de raad te willen gebruiken voor het verbreden van de culturele diversiteit binnen raad en een extra lid aan te stellen met een in dat opzicht passend profiel.

Conclusie 

De commissie adviseert de aanvraag van Museum Van Loon te honoreren met het gevraagde subsidiebedrag van € 176.513 per jaar.
 
De commissie constateert dat er na beoordeling van alle aanvragen onvoldoende budget is om de aanvraag te honoreren.  
 
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.