Stichting Taalvorming

Cultuureducatie
Aangevraagd: € 124.250
Toegekend: € 124.250

Inleiding

Stichting Taalvorming ondersteunt scholen bij creatief taalonderwijs. Dit doet de organisatie via trajecten waarbij zij leerkrachten traint in de uitvoering van creatieve werkvormen. En er worden projecten op scholen uitgevoerd waarbij vakdocenten vanuit de organisatie met leerlingen werken. De taalronde, de werkwijze van Stichting Taalvorming, start volgens de organisatie bij de eigen ervaring, omdat elk kind van alles meemaakt en elk kind op basis van die persoonlijke ervaring mee kan doen in de les. De eigen ervaring wordt verteld, getekend, beschreven en kan daarna in verschillende vormen worden verwerkt: theater, een rap of lied, een kunstwerk of een animatiefilm. Hiermee bevindt de organisatie zich op het snijvlak van taal en kunst. 

In de periode 2021-2024 wil Stichting Taalvorming taalkunstprojecten uitvoeren op scholen, waarbij kinderen vaardig worden in het beschrijven en delen van hun ervaringen. Dit delen gebeurt mondeling, schriftelijk en in verschillende kunstvormen. Verder richt de stichting zich op activiteiten voor leerkrachten, waarbij zij leerkrachten coacht in haar werkwijze. Deze ondersteuningsprojecten worden ontwikkeld in dialoog met de school, en bestaan onder andere uit studiedagen, voorbeeldlessen en coaching in de klas. Ook richt Stichting Taalvorming zich op activiteiten voor ouders, omdat de ontwikkeling van het kind voor een groot deel buiten school plaatsvindt. 

Specifieke aandacht in deze periode gaat naar meertaligheid. De werkwijze van de stichting wordt ingezet op nieuwkomersscholen en in internationale klassen. Taalvorming maakt volgens de stichting het eigen team diverser en ondersteunt leerkrachten in het speciaal onderwijs. Ook beoogt de organisatie samenwerkingen aan te gaan met aanbieders op het gebied van film en animatie, theater en beeldende vorming. 

Stichting Taalvorming ontvangt een vierjarige subsidie 2017-2020 binnen het Kunstenplan van € 127.310 per jaar (incl. indexatie 2020). 
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld 
€ 124.250 per jaar in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.
De commissie ziet genoeg artistieke eigenheid in de plannen van de stichting. Ze ondersteunt scholen bij het ontwikkelen en implementeren van creatiever taalonderwijs, gericht op inhoud, communicatie en expressie. Positief is de commissie over de wijze waarop de stichting dit doet, met ruimte voor maatwerk. Daarnaast vindt de commissie het aanbod aanvullend op regulier onderwijs. De commissie vindt het eigen dat Stichting Taalvorming procesgericht werkt en zelfexpressie in dit proces belangrijker is dan het resultaat. De organisatie verwerkt kunstvormen in het aanbod, zoals theater, film, grafisch vormgeven of beeldende kunst, of werkt hierin samen met andere culturele organisaties. De voorbeelden uit het plan vindt de commissie niet bijzonder verrassend, zoals de lessen waarin de gebeurtenissen uit een boek gekoppeld worden aan ervaringen van leerlingen. De commissie ziet met name een cultuureducatieve signatuur en minder een artistieke. Waar het gaat over kunstdisciplines, en over hoe de verhalen van leerlingen hiermee verbeeld worden, vindt de commissie het plan inhoudelijk beperkt uitgewerkt. 

Voor het beoogde publiek ziet de commissie gedeeltelijk artistieke betekenis in het plan. Stichting Taalvorming heeft in de ogen van de commissie een overtuigende visie op de doelgroep. Het vermogen tot zelfexpressie draagt volgens de stichting bij aan nieuwsgierigheid naar elkaars belevingswereld, begrip voor elkaar en het welzijn van ieder kind. De commissie waardeert dat de stichting, om de impact op de doelgroep te vergroten, zich ook richt op ouderbetrokkenheid en deskundigheidsbevordering van leerkrachten. 
Taalvorming toont inzicht in de culturele interesses van leerlingen. Hun verhalen en ervaringen zijn het startpunt bij elke activiteit. Het plan sluit hier deels op aan. De organisatie geeft geen motivatie voor gekozen kunstdisciplines. Van vormen of genres is in het plan geen sprake, de activiteiten zijn hiervoor te weinig uitgewerkt. De commissie mist hier specifieke en onderbouwde keuzes voor bijvoorbeeld de lessen met museumbezoek of voor te bespreken boeken in relatie tot het niveau en de belevingswereld van leerlingen. 
De educatieve werkwijze (taalronde) is gericht op zelfexpressie en spelen met taal en dat vindt de commissie naar verwachting aansprekend voor de doelgroep. De taalronde is toepasbaar van peuters tot ouderen en de stichting geeft aan dat ongeacht het taalniveau elk kind mee kan doen aan de activiteiten. Hier had de commissie meer inzicht willen krijgen in de wijze waarop er op verschillende taalniveaus afgestemd wordt, zoals dit wel beschreven wordt wat betreft de klassen met nieuwkomers. Daar worden lessen extra beeldend gemaakt en krijgt de taal die thuis gesproken wordt ook ruimte.

De stichting ontwikkelt zich artistiek, er is sprake van een uitgebreide reflectie op voorgaande periode en activiteiten. Op basis daarvan stelt zij haar aanbod bij en gaat bijvoorbeeld meer samenwerken met aanbieders van andere kunstdisciplines dan letteren. Hoe dit vorm krijgt, en op welke wijze het bijdraagt aan de ontwikkeling van de organisatie zelf, licht het plan niet overtuigend toe. Op educatief vlak toont het plan meer zichtbare ontwikkeling, zoals het inspelen op de behoefte van scholen om lesvervangend te werken, in plaats van co-teaching met de leerkracht erbij. Het plan biedt volgens de commissie genoeg mogelijkheden voor betrokkenen om zich professioneel te ontwikkelen. Voor leerkrachten en pedagogisch medewerkers zijn er ondersteuningstrajecten, cursussen en seminars en is er aandacht voor specifieke kennisdeling zoals masterclasses over theaterwerkvormen in de taalles, tekstbespreking of leesmotivatie. De stichting leidt nieuwe medewerkers op en doet dat in een zorgvuldig traject. Maar vervolgens mist de commissie aandacht voor blijvende ontwikkeling van eenmaal aangestelde medewerkers. 


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als goed.
Zij ziet genoeg verbinding met de stedelijke samenleving en de buurt. Met het taalsterk maken van leerlingen wil de stichting inspelen op verschillen in ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen uit verschillende sociaaleconomische milieus. Hiermee fungeert de stichting in de ogen van de commissie deels zélf als maatschappelijke instelling. De commissie ziet die maatschappelijke functie bijvoorbeeld tot uiting komen in het aanbod gericht op nieuwkomersklassen en internationale klassen. De partners met wie Taalvorming samenwerkt zijn met name van culturele, minder van maatschappelijke aard. Maar positief vindt de commissie de samenwerking bij de inspanningen gericht op het vergroten van ouderbetrokkenheid. Een aansprekend voorbeeld daarvan is de samenwerking met de School voor ouders, een leer- en ontmoetingsplek van Cybersoek, een organisatie die digitale vaardigheden onder Amsterdammers van alle culturen wil vergroten. 

De commissie vindt dat het plan bijdraagt aan stedelijke spreiding van het cultuuraanbod en publieksbereik ervan. De stichting, die gevestigd is in Oost, ontplooit activiteiten op scholen verspreid door de hele stad, met een wat hoger bereik in West en lager bereik in het centrum. Het bereik in Zuidoost, Noord en Nieuw-West blijft iets achter, komende periode wil Taalvorming inzetten op intensievere samenwerking met scholen aldaar. De stichting baseert haar keus voor deze drie stadsdelen op de doelgroepscholen die hier gevestigd zijn, al vindt de commissie de onderbouwing daarvan wat beknopt. Contact zoeken met schoolbesturen vindt de commissie een effectieve aanpak om de spreiding van activiteiten over de stad en het publieksbereik daarvan te bewerkstelligen.

Stichting Taalvorming heeft gekozen voor het thema Leefbare stad. De commissie vindt het thema overtuigend uitgewerkt en passend bij de organisatie. De stichting levert een bijdrage aan sociale cohesie: omgevingsbewustzijn, samenleven, bewust zijn van verschillen en overeenkomsten tussen jezelf en anderen. In de activiteiten wordt hier volgens de commissie zorgvuldig aandacht aan besteed, door het delen en bespreken van eigen ervaringen. Daarnaast focust Taalvorming op taalplezier en taalontwikkeling, vanwege het aanzienlijke percentage laaggeletterden in de stad. Geletterdheid maakt deelname aan de samenleving beter mogelijk, Taalvorming zet hiermee in op kansengelijkheid en daarmee in de ogen van de commissie ook op een Leefbare stad. 


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.
Het plan is realistisch en uitvoerbaar wat betreft de zakelijk-organisatorische en productionele werkwijze van de betrokkenen, vindt de commissie. Zij beoordeelt deze als effectief, op basis van eerder succesvol uitgevoerde activiteiten en het feit dat scholen de samenwerkingen willen continueren. Aangezien het bereik de komende jaren geen grote stijging zal doormaken, verwacht de commissie dat de omvang van de organisatie passend blijft bij de activiteiten om de voornemens de komende vier jaar te realiseren. De stichting heeft ervaring en expertise op educatief vlak in huis en leidt haar eigen medewerkers op. Ook is recentelijk een ervaren en deskundige zakelijk leider aangesteld. De commissie is minder enthousiast over het artistieke vakmanschap. Weliswaar heeft de organisatie een degelijk trackrecord, maar de nieuwe activiteiten overtuigen niet. Het plan benoemt een aantal voorbeelden die kort en algemeen weergeven wat er in een activiteit gebeurt, zoals een ervaring tot een verhaal bewerken, een tekst tot een liedtekst herschrijven of een museumbezoek. Deze omschrijvingen laten niet zien hoe de ideeën van leerlingen artistiek verbeeld worden, met welke technieken bijvoorbeeld, en welke concrete vaardigheden de organisatie hiervoor in huis heeft.

De organisatie heeft naar het oordeel van de commissie een gezonde bedrijfsvoering die genoeg basis geeft om zowel de beoogde voornemens ten uitvoer te brengen als de organisatie op langere termijn effectief te laten functioneren. De financiële situatie geeft een toereikende basis voor de plannen. De commissie vindt dat Taalvorming haar mogelijke risico’s helder beschreven heeft en hierop anticipeert. Ook is er een analyse van sterktes en zwaktes gemaakt. Een aandachtspunt vindt de commissie het dalende eigen vermogen. Tegenvallende inkomsten zijn voorlopig op te vangen, daarmee vindt de commissie de wijze van financiering voldoende passend bij de risico’s. Verder is de stichting verzekerd tegen uitval van vaste medewerkers en is er nagedacht over vervanging indien nodig. In de ogen van de commissie volstaan de maatregelen van de stichting om mogelijke risico’s te beheersen. 

De commissie vindt de begroting op hoofdlijnen realistisch en passend bij het plan, met een paar kritische kanttekeningen. De commissie vindt de financieringsmix deels realistisch. Subsidie vanuit AFK maakt een substantieel deel uit van de begroting en daar staan de komende periode groeiende publieksinkomsten naast. Op basis van het bereik vindt de commissie de publieksinkomsten goed begroot, maar ze mist inkomsten uit andere bronnen en vindt de financieringsmix daarmee kwetsbaar. Het is positief dat de stichting een groei ambieert in financiering vanuit andere fondsen. Uit de begroting blijkt echter niet welke dit zijn en gezien de tegenvallende resultaten op dit vlak uit eerdere jaren, is de commissie niet overtuigd van de haalbaarheid van deze inkomsten. 
Het gevraagde bedrag aan het AFK vindt de commissie gedegen onderbouwd, in de begroting is de besteding ervan zorgvuldig toegelicht en uitgesplitst per activiteit. De commissie vindt de personeelslasten redelijk onderbouwd. De stichting volgt de CAO Kunsteducatie en hanteert in de ogen van de commissie een passend docententarief. Toch is het voor de commissie op basis van de ingediende begroting niet duidelijk hoeveel medewerkers worden betaald vanuit de begrote lasten, aangezien de diverse functies niet specifiek zijn toegelicht per activiteit.

De commissie vindt het marketingplan realistisch en passend om het beoogde publiek te bereiken. Het plan specificeert twee doelgroepen: kinderen en hun ouders, en leerkrachten. Om hen te bereiken is geen specifieke strategie opgezet, maar de stichting noemt een aantal manieren om de zichtbaarheid van de activiteiten te vergroten, die de commissie passend vindt. Bijvoorbeeld het tentoonstellen van werk op school of het realiseren van een tentoonstelling die langs OBA-filialen reist. De commissie had het van toegevoegde waarde gevonden als er een meer specifieke benadering van de ouders in het plan was benoemd, gericht op de activiteiten die voor hen bedoeld zijn. De wijze waarop leerkrachten worden benaderd vindt de commissie passend. Taalvorming kiest voor een strategie waarin kennisdeling als marketinginstrument wordt ingezet. Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van de lesbrieven, de publicaties in verschillende voor leerkrachten relevante tijdschriften of workshops op seminars. Dit vindt de commissie effectieve communicatiekanalen.


Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak.
De commissie vindt dat het plan in artistieke zin maar gedeeltelijk bijdraagt aan culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod. Gezien de cultureel diverse samenstelling van de doelgroep en het feit dat in activiteiten de eigen ervaring van leerlingen het startpunt van een creatieve uiting is, ziet de commissie hierin een gedeeltelijke bijdrage aan divers aanbod wat betreft thema of onderwerpkeuze. Kinderen delen verhalen en ervaringen en krijgen inzicht in elkaars leefwerelden en thuissituaties. Die diversiteit ziet de commissie met name terug in de nieuwkomersklassen en de internationale klassen, waar de samenstelling een hoge mate van culturele diversiteit draagt. De culturele diversiteit van het aanbod hangt af van de doelgroep, de commissie had ook hierin een visie en keuzes verwacht van de organisatie zelf, in bijvoorbeeld voor specifieke technieken of muziekstijlen. 

Het plan draagt volgens de commissie redelijk bij aan het bereiken van een cultureel divers samengesteld publiek. Via het onderwijs in Amsterdam weet de stichting een cultureel divers samengestelde doelgroep te bereiken. De keus voor de doelgroep is afdoende onderbouwd, de organisatie richt zich op het taalsterk maken van elke leerling uit het oogpunt van kansengelijkheid. De commissie waardeert de inzet op het bereik van internationale klassen en nieuwkomersklassen. Hoewel de organisatie er wel activiteiten voor realiseert mist de commissie een effectieve gerichte aanpak in het bereik van ouders, een doelgroep die eveneens cultureel divers is samengesteld. De stichting geeft aan dat externe leerkrachten met een migratieachtergrond de cursussen van Taalvorming steeds beter weten te vinden. Dat is positief, maar de commissie mist in het plan een visie op de culturele diverse samenstelling van deze doelgroep, en ook een aanpak om deze mate van diversiteit te behouden.

De organisatie beschrijft het belang van culturele diversiteit in de samenstelling van het personeelsbestand (medewerkers en eigen docenten) en bestuur uit het oogpunt van herkenning, erkenning en een volledig wereldbeeld van en voor leerlingen. De commissie vindt deze visie aannemelijk maar verwacht niet dat de aanpak voor de komende jaren effectief is. De organisatie wil groeien naar een team van twintig mensen waarbij 20% een migratieachtergrond heeft. Stichting Taalvorming geeft aan meer buiten het eigen netwerk te willen werven, maar heeft geen actief wervingsbeleid. Daarmee vindt de commissie het plan voor diversiteit van het personeelsbestand niet overtuigend. Het bestuur is vorig jaar versterkt met een lid met een niet-westerse achtergrond. Dat vindt de commissie een goede ontwikkeling, maar zij vindt dat hier meer mogelijk is. De organisatie heeft geen visie of plan geformuleerd om culturele diversiteit in het bestuur te behouden of te verbeteren. 


Conclusie 

De commissie adviseert de aanvraag van Stichting Taalvorming te honoreren met het gevraagde subsidiebedrag van € 124.250 per jaar.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Cultuureducatie.