Rechtszaak tegen de dood

14 juli 2017

Rechtszaak tegen de dood 

Op 14 juli vindt in het Paleis van Justitie misschien wel de meest complexe strafzaak ooit plaats: het proces tegen de dood. Namens de mensheid klagen de initiatiefnemers Eva Knibbe en Bart van de Woestijne de dood aan. Zij beroepen zich daartoe op Artikel II-62 van de Europese grondwet:

‘Eenieder heeft recht op leven.’

Belangrijke aanklachten zijn de schaduw die de dood over het leven werpt, de angst die hij zaait, zijn diepe infiltratie in de psyche van de mens, maar ook zijn willekeur, het achterhouden van informatie, onbetrouwbaarheid en onzorgvuldigheid behoren tot de tenlastelegging.

Belangrijkste is dat geïnventariseerd wordt op welke manier en met welke gevolgen de dood ingrijpt in het leven. De initiatiefnemers willen dat de dood hier in het openbaar mee geconfronteerd wordt en dat de gevoelens van mensen zorgvuldig worden afgewogen door een vakkundige, meervoudige kamer.

Met de rechtszaak reflecteren Knibbe en Van de Woestijne op deze tijd, waarin het leven maakbaar en te controleren lijkt. Het belicht het onvermogen om ons te verhouden tot iets onaantastbaars als de dood. De initiatiefnemers hopen dat de gezamenlijke poging dit onvermogen te lijf te gaan troostrijk zal zijn.

ACHTERGROND

Eva Knibbe en Bart van de Woestijne zijn beide theatermakers en doen in hun werk pogingen levensgrote onderwerpen te bevatten. Bij Het Huis Utrecht en op de Parade deed Eva Knibbe een poging ‘alles’ te vatten, waar Bart van de Woestijne afgelopen jaar op Oerol een poging deed ‘het niets’ voelbaar te maken. Vaak zijn dit bij voorbaat mislukte maar toch troostrijke pogingen.

Met dit als uitgangspunt spelen de dood en zijn ongrijpbaarheid een grote rol in hun werk. Hij is onzichtbaar en heeft tegelijkertijd een grote rol in een mensenleven; deze onzichtbare aanwezigheid trekt hen aan. Er zit schoonheid in de manier waarop we als mens grip proberen te krijgen op alles om ons heen. 

Met hun aanklacht tegen de dood staan Knibbe en Van de Woestijne in een traditie die al sinds de middeleeuwen bestaat. Er is een schriftelijke verdediging waaruit blijkt dat de ratten in de stad zijn aangeklaagd wegens het verspreiden van ziekten. Ook is er een geschrift teruggevonden waarin een kerktoren wordt aangeklaagd vanwege het loslaten van een steen op het hoofd van een voorbijganger. De kerktoren werd schuldig bevonden en is gegeseld. 

De makers bevragen met de zaak de plek van tragiek binnen het domein van het recht en het leven. De rechtszaak als ritueel in een tijd waarin een geïnstitutionaliseerde ruimte om gevoelens te kanaliseren voor veel mensen ontbreekt.