Stichting Van Eesteren Museum

Erfgoed
Aangevraagd: € 150.000
Toegekend: € 0

Inleiding

Onder het motto ‘altijd thuis in de moderne stad’ belicht het Van Eesteren Museum de geschiedenis van de tuinsteden in Amsterdam Nieuw-West. Het museum bestaat uit een buitenmuseum in Slotermeer, een museumwoning in de Dobbebuurt en een paviljoen aan de Sloterplas. Het toont de idealen van de wederopbouwperiode, de leefwijze van de bewoners en de nieuwe opgaven die hier spelen. De wijk kent op dit moment een grote behoefte aan nieuwe woningen en zoekt naar nieuwe en hechtere vormen van betrokkenheid; dat alles tegen de achtergrond van een cultureel diverse bevolking en de sociale vraagstukken die er spelen. 
In de periode 2021-2024 wil het Van Eesteren Museum de ontwikkelingsgeschiedenis en toekomstige opgaven van Nieuw-West begrijpelijk maken voor en bespreken met een breed publiek van buurtbewoners, geïnteresseerden en professionals in stedenbouw en architectuur. Het buurtprogramma Ter Plekke programmeert actuele discussies met en over de buurt. Rondleidingen voeren het publiek door het buitenmuseum en langs de verspreide museumlocaties. Twee tentoonstellingen per jaar in het paviljoen belichten uiteenlopende thema’s: van de veranderende eetcultuur tot buiten spelen en bewegen, van wonen op hoogte tot verduurzaming en van modernisme in Marokko tot Goed Wonen anno nu. Het museum wil meer museumwoningen aankopen om naast de wooncultuur van de jaren ‘50 die van latere jaren te kunnen tonen. Het museum streeft naar een beeldentuin aan de Sloterplas. Het educatieprogramma is gericht op alle onderwijsniveaus, van primair tot wetenschappelijk onderwijs. 
Hoewel de organisatie in de kern een vrijwilligersorganisatie is en wil blijven, is het de bedoeling om de betaalde formatie van 3,5 fte te verdubbelen. Een programmaraad van professionals, bewoners en ondernemers uit Nieuw-West gaat helpen met de inhoudelijke voorbereiding van evenementen, activiteiten en conceptontwikkeling.

Stichting Van Eesteren Museum ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 2017-2020. 
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage aan van gemiddeld € 150.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende. 
Het Van Eesteren Museum is opgericht met als doelstelling om het erfgoed van de Amsterdamse tuinsteden, met Nieuw-West als onbetwist hoogtepunt, toegankelijk te maken en te promoten. Deze wijken vormen volgens de commissie een belangrijk maar tamelijk onbekend en vooral ondergewaardeerd onderdeel van de naoorlogse stedelijke ontwikkeling van Amsterdam. De focus op de stedenbouw, architectuur, vormgeving, woninginrichting, beeldende kunst en de bewoners van de tuinsteden maakt het Van Eesteren Museum in de ogen van de commissie tot een onderscheidende erfgoedinstelling. De commissie constateert dat het museum zijn missie verengd heeft tot het sociale aspect van het leven in de tuinsteden. In het ondernemingsplan omschrijft het zichzelf als een culturele instelling die bekendheid en waardering geeft aan de geschiedenis, het alledaagse leven nu en in de toekomst van Amsterdam Nieuw-West, waarbij het vertellen en delen van verhalen en ervaringen van bewoners centraal zullen staan. De commissie vindt dat het museum door deze keuze zijn artistieke eigenheid en betekenis verkleint. Het voorgenomen tentoonstellingsprogramma vindt zij in potentie interessant. Bijvoorbeeld de expositie over 'Modern Marokko' kan een verrassend perspectief geven op Nieuw-West. Het ondernemingsplan geeft echter, behalve titels en globale vragen waarop de exposities een antwoord zouden moeten geven, weinig informatie over wat getoond zal worden en wie aan de tentoonstellingen zullen meewerken. 

De commissie vindt het buitenmuseum en de jaren ’50 woning in zijn huidige staat zeker van artistiek belang. Zij is van mening dat het museum met de inperking van de doelstelling ook qua artistieke betekenis voor het beoogde publiek aan kracht verliest. Wat het museum uniek en in potentie interessant maakt voor de doelgroepen waarop het zich zegt te richten, is juist het concept van de Amsterdamse tuinsteden, de gedachten daarachter en de uitwerking daarvan in het stedelijk ontwerp van de wijk als geheel, de architectuur van de huizen en de vormgeving van de woninginrichting. De doelgroepen zijn behalve de bewoners van Nieuw-West ook inwoners van de rest van Amsterdam, professionals op het gebied van stedenbouw, architectuur en landschap en toeristen en geïnteresseerden uit binnen- en buitenland. De commissie vindt het niet realistisch dat al deze doelgroepen met de verengde missie aan hun trekken zullen kunnen komen, zeker als de tentoonstellingen zo beperkt van omvang blijven en net zo weinig bijzondere objecten tonen als in de afgelopen periode. De kleine expositieruimte ging voor een groot deel op aan publieksvoorzieningen (horeca, leestafel) en de vaste opstelling. De Bauhaustentoonstelling bevatte vooral foto’s en tekst en nauwelijks objecten. Voor het publiek is de toegevoegde waarde van een fysieke expositie op die manier beperkt.
Mogelijk neemt de relevantie van het museum voor buurtbewoners toe door de veranderende inhoudelijke focus en door de grotere nadruk op activiteiten zoals gesprekken, filmavonden en rondleidingen. Zeker gezien de actuele discussies die gaande zijn over bijvoorbeeld de verdichting van de wijk, kan het museum daarmee een rol van betekenis spelen voor en in de eigen omgeving. Maar de commissie acht het onwaarschijnlijk dat het museum daarmee de beoogde verdrievoudiging van het aantal bezoekers kan bewerkstelligen. Het publieksbereik tot dusver is beperkt. Bovendien kwamen slechts zo’n 3000 van de 8000 bezoekers in 2018 voor de tentoonstellingen. 

Het Van Eesteren Museum zegt sinds de opening van het paviljoen een nieuwe stap gezet te hebben in zijn artistiek-inhoudelijke ontwikkeling door meer aandacht te besteden aan de maatschappelijke en culturele context van de tuinsteden en hun bewoningsgeschiedenis. Op deze weg wil het museum de komende jaren doorgaan. Zoals hierboven verwoord vindt de commissie dat geen goede ontwikkeling. Zij constateert dat het museum in de afgelopen periode begrijpelijkerwijs veel aandacht heeft besteed aan de organisatorische in plaats van de artistieke ontwikkeling, omdat de uitbreiding met het paviljoen daarom vroeg. De commissie vindt het voornemen om in de komende periode opnieuw uit te breiden en nieuwe museumwoningen toe te voegen niet verstandig omdat zij de kans aanwezig acht dat dat opnieuw ten koste zal gaan van de aandacht voor inhoudelijke kwaliteit en het werven en binden van publiek. Het ondernemingsplan laat wel zien dat het museum in dat laatste wil investeren. De organisatie stuurt aan op ontwikkeling van het team op het gebied van storytelling en in het leggen en onderhouden van verbindingen met groepen in Nieuw-West. Ook wil de organisatie professionaliseren op het gebied van communicatie, marketing, educatie en netwerken. De gewenste verdubbeling van de formatie is daarvoor bedoeld. Het plan gaat niet in op de mogelijkheden die het museum denkt te kunnen bieden voor de artistieke en/of inhoudelijke ontwikkeling van de artistieke leiding, uitvoerenden en/of nieuwe makers.


Belang voor de stad 

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak. 
In potentie heeft het Van Eesteren Museum volgens de commissie bij uitstek de mogelijkheid om verbindingen aan te gaan met de stedelijke samenleving. De thematiek van stedelijke ontwikkeling in relatie tot verdichting en de toenemende druk op de woningmarkt, de kantorenmarkt en de openbare ruimte is zeer actueel en het museum kan een maatschappelijke rol spelen door de discussies daarover te voeden vanuit de historische context. In het ondernemingsplan wordt deze potentie onderkend, maar krijgt het weinig concrete uitwerking. Zo wil het museum jaarlijkse meerdere Van Eesterengesprekken organiseren. Het plan vermeldt alleen dat die zullen aansluiten op actuele thema’s. Wat voor soort thema’s dat kunnen zijn en wat het doel is van deze gesprekken, blijft onbesproken. Hetzelfde geldt voor de reeks events onder de noemer Ter Plekke, waarmee het museum op locatie wil bijdragen aan ‘een discussie’ of het debat wil voeren over ‘geschiedenis en toekomst’. Ook wat betreft de maatschappelijke samenwerkingspartners die het museum bij zijn programmering denkt te betrekken is het plan weinig uitgesproken. Gesproken wordt over ‘partners of initiatiefnemers uit verschillende buurten’; de identiteit of aard van de beoogde partners wordt niet verder geconcretiseerd.
De commissie constateert dat het Van Eesteren Museum op het gebied van verbinding met de stedelijke samenleving nog niet veel heeft laten zien. Het plan heeft de commissie er niet van overtuigd dat dit de komende jaren wezenlijk zal veranderen. 

Het Van Eesteren Museum stelt dat het ‘vrijwel het enige museum’ is in Nieuw-West, dat net zoveel inwoners telt als Amersfoort. De commissie beaamt dat het Van Eesteren Museum het culturele landschap van deze wijk verrijkt en een belangrijke bijdrage levert aan de spreiding van het culturele aanbod over de stad en het publieksbereik daarvan. De commissie heeft er waardering voor dat het museum bovendien actief bijdraagt aan cultuurspreiding door veel activiteiten buiten het museumgebouw zelf te organiseren. Zo besteedt het museum sinds 2014 ook aandacht aan tuindorpen elders in de stad. Zij organiseert wandelingen in negen tuinsteden in Oost, Noord, Zuid en West.

Het museum kiest ervoor om het accent te leggen op het thema Leefbare stad. Vanuit de aard en inhoud van het gedachtegoed van Cornelis van Eesteren en tijdgenoten vindt de commissie dit een volkomen logische keuze. Zij verwerkten in hun ontwerpen immers uitgesproken ideeën over ontmoeting, verheffing en het opbouwen van een nieuwe samenleving in de naoorlogse periode. In de uitwerking hiervan blijft het plan echter zeer abstract. Het betoogt dat juist in ontwikkelbuurten zoals Nieuw-West betrokkenheid essentieel is voor leefbaarheid. Het museum denkt daaraan te kunnen bijdragen door het op gang brengen van wisselwerking tussen de wereld van beleid en stedenbouw enerzijds en de leefwereld van bewoners anderzijds door middel van het delen en vertellen van verhalen. Omdat het plan dit niet concretiseert, heeft het de commissie niet overtuigd.


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
Het is ontegenzeggelijk knap wat het Van Eesteren Museum met een minimale professionele staf en een grote groep vrijwilligers heeft bereikt sinds de oprichting. De organisatie heeft laten zien met weinig middelen veel te kunnen doen. Zij geeft blijk van zelfinzicht wanneer zij stelt dat de ontwikkelingen van de afgelopen jaren organisatorische uitdagingen met zich meebrachten die veel aandacht hebben gevraagd. Zeker voor een kleine organisatie als deze is het volgens de commissie verstandig om op een dergelijke schaalsprong een periode van consolidatie te laten volgen. In het geval van het Van Eesteren Museum acht zij zo’n periode nodig om te werken aan inhoudelijke kwaliteit en om te bouwen aan de relatie met buurt en publiek. Vanuit haar kritiek op de tentoonstellingskwaliteit constateert de commissie dat het artistieke en productionele vakmanschap aandacht behoeft. 
Het museum is echter geenszins van plan te consolideren. Uitbreiding van het aantal museumwoningen, toevoeging van een beeldentuin, een omvangrijk tentoonstellingsprogramma, verdriedubbeling van het publiek, meerdere nieuwe doelgroepen, drastisch verhogen van de eigen inkomsten: op alle fronten wil het museum (hard) vooruit. De commissie verwacht dat de beoogde verdubbeling van de formatie het museum fors meer slagkracht zal geven. Toch acht zij het niet realistisch en haalbaar om op al die verschillende vlakken zulke hoge ambities na te streven, temeer omdat het ondernemingsplan geen prioriteiten in de ambities aanbrengt. 

De bedrijfsvoering van het museum is in 2018 met het betrekken van het nieuwe paviljoen in rustiger vaarwater gekomen en oogt op dit moment gezond. De commissie stelt echter vast dat het museum bedrijfseconomisch wel kwetsbaar is. De financiële situatie is toereikend maar zeker niet ruim te noemen. In dat licht zet de commissie vraagtekens bij de verwerving van extra museumwoningen. Het museum wil de risico’s die dat met zich meebrengt beheersen door de woningen onder te brengen in een aparte stichting, maar de commissie is er niet van overtuigd dat Stichting Van Eesteren Museum daardoor van alle risico’s gevrijwaard blijft. De museumstichting zal zorgen voor (de kosten van) de inrichting en de organisatie van het bezoek. De opbrengsten van kaartverkoop gaan echter, onder aftrek van administratiekosten, naar de nieuwe stichting die eigenaar wordt van de woningen. Het plan stelt dat een positief resultaat van deze stichting ‘afgedragen kan worden’ aan de museumstichting. Deze formulering laat ruimte voor de beslissing om dat niet te doen, hetgeen nadelig zal zijn voor het bedrijfseconomisch toch al kwetsbare museum. Daarom vindt de commissie dat er meer en betere voorzieningen nodig zijn om de risico’s hiervan voor het museum te minimaliseren. 

Het ambitieuze ondernemingsplan leidt tot een eveneens ambitieuze begroting. Daarbij gaat de kost voor de baat uit: het museum begroot aanzienlijk meer dan voorheen voor personeel en communicatie. Om dat te kunnen bekostigen, moeten de inkomsten ook flink omhoog, tot zelfs een verdubbeling in 2024 ten opzichte van nu. Zo wil het museum de komende jaren de financieringsmix aanzienlijk verbeteren, onder andere door hoge sponsorbijdragen te realiseren. Zelfs als dat lukt, laat de begroting voor de jaren 2022-2024 negatieve exploitatieresultaten zien. Die kunnen alleen opgevangen worden dankzij een eenmalige samenloop van subsidies in 2021. Het museum heeft nauwelijks een vermogensbuffer om tegenvallers op te vangen. Als de inkomsten onverhoopt achterblijven bij de begroting, gaat dat dan ook onmiddellijk ten koste van de activiteiten, wat weer een daling van de publieksinkomsten zal veroorzaken. Ondanks het feit dat de begroting dergelijke risico’s laat zien, bevat het ondernemingsplan geen alternatieve scenario’s. Gelet op wat het Van Eesteren Museum tot nu toe heeft gerealiseerd op het gebied van sponsoring, fondsenwerving, bezoekersaantallen en daarmee aan inkomsten uit entree, winkel en horeca, vindt de commissie deze begroting niet realistisch. 

Het ondernemingsplan beschrijft welke communicatiekanalen het museum gebruikt, maar bevat volgens de commissie geen doordachte marketingaanpak. Zij vindt de bereikcijfers van de website, nieuwsbrief en sociale media bemoedigend, maar beschouwt het als des te zorgwekkender dat het feitelijke publieksbereik daar zo bij achter blijft. Er is geen sprake van publieksonderzoek, zodat het marketingbeleid wat ongericht blijft. De commissie ziet dat het museum zich op heel verschillende doelgroepen richt, die elk een andere marketingstrategie vergen. Dat kost veel tijd en geld, zeker voor een organisatie van deze beperkte omvang. De begroting gaat uit van een enorme stijging van het marketingbudget - van gemiddeld ruim 
€ 5.000 in de afgelopen jaren tot gemiddeld ruim € 30.000 in de komende periode - zonder dat duidelijk wordt waaraan dat wordt uitgegeven en waarom verwacht kan worden dat die uitgaven effectief zullen zijn. 

Diversiteit en inclusie 

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak. 
Nieuw-West, de thuishaven van het museum, heeft een zeer divers samengestelde bevolking. Zeker van een culturele instelling in dit stadsdeel mag verwacht worden dat diversiteit en inclusie op het netvlies staat en dat het een speerpunt is. Het Van Eesteren Museum geeft aan nog geen missie en visie op culturele diversiteit geformuleerd te hebben, al heeft het wel een inclusieve algemene missie en wil het de komende jaren werk maken van culturele diversiteit. De commissie constateert dat het tentoonstellingsprogramma weliswaar goede aanknopingspunten bevat om een cultureel diverser aanbod te realiseren, maar dat er nog nauwelijks sprake is van concrete partnerschappen om dit mede vorm te geven. 

De commissie stelt vast dat het ondernemingsplan weinig overtuigend is op het punt van het bereik van een cultureel divers publiek. Het geeft nauwelijks blijk van inzicht in de verschillende nationaliteiten en gemeenschappen die woonachtig zijn in de wijk en hun mogelijke verhouding tot het museum. Het plan maakt alleen expliciet melding van de buitenlandse studenten en expats onder de nieuwkomers in Nieuw-West. Om in contact komen met een groter en cultureel diverser publiek uit de wijk wil het museum woningbouwcorporaties en verhuurders bewegen om nieuwe huurders gratis toegangskaartjes ter beschikking te stellen. De commissie vindt dat een te aanbodgerichte en indirecte aanpak en verwacht er daarom geen duurzame effecten van. Het museum verbindt zijn voornemens op het gebied van educatie nadrukkelijk met zijn ‘diversiteitsagenda’ maar maakt niet duidelijk wat onder die agenda wordt verstaan. De commissie vindt het interessant dat het museum betrokken is bij de ontwikkeling van een leerlijn Burgerschapseducatie voor het primair onderwijs, maar het plan laat niet zien wat dat bijdraagt aan het bereiken van een cultureel diverser publiek. 

Een divers samengestelde organisatie is volgens de commissie een belangrijke randvoorwaarde om als culturele instelling te presteren op het gebied van diversiteit en inclusie. Als die niet is vervuld, blijven blinde vlekken en vooroordelen opspelen. Het Van Eesteren Museum heeft op dit gebied volgens de commissie nog een lange weg te gaan. Het museum geeft aan dat de organisatie nog zeker geen afspiegeling is van de samenleving. Zo telt het bestuur slechts één lid met een niet-westerse achtergrond. Het museum zegt te streven naar een cultureel diverser samengesteld bestuur. Aangezien er binnen nu en twee jaar twee bestuurszetels vrijkomen, ligt hier volgens de commissie zeker een kans om stappen te maken. Culturele diversiteit is geen speerpunt voor het museum als het gaat om de medewerkers en vrijwilligers, hoewel men erkent dat de vaste kern van de vrijwilligersgroep geheel bestaat uit personen ‘met een autochtone achtergrond’. Het ondernemingsplan suggereert dat voor mensen met een niet-westerse achtergrond vrijwilligerswerk niet vanzelfsprekend is. Er is geen sprake van trainingen, gesprekken of andere werkvormen om de overwegend witte organisatie bewust te maken op het gebied van diversiteit en vooringenomenheid. 

Conclusie

Op grond van bovenstaande overwegingen adviseert de commissie de aanvraag van Stichting van Eesteren Museum niet te honoreren. 

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.