Stichting Dood Paard

Theater
Aangevraagd: € 274.530
Toegekend: € 245.000

Inleiding

Dood Paard werkt als een collectief: de toneelspelers dragen zelf zorg voor de dramaturgie, het regieconcept en de vormgeving. De voorstelling is een Gesamtkunstwerk, waarin de verschillende elementen het resultaat zijn van een gemeenschappelijk gevormd idee.

Het gezelschap speelt bestaand repertoire en ontwikkelt nieuwe Nederlandse toneelteksten in samenwerking met gerenommeerde en aanstormende schrijvers. Het werk heeft altijd een politieke of een maatschappelijke bedding: het is een reflectie op de samenleving en de voorstelling is een dialoog met de toeschouwer. Het repertoire wordt gespeeld op nationale en internationale podia. Het toneelgezelschap is geworteld in Amsterdam als huisgezelschap van Theater Frascati en werkt met veel andere instellingen in de stad samen. De drie artistieke kernleden geven les in het kunstonderwijs en begeleiden beginnende makers; zo geven ze hun expertise door aan een volgende generatie.

Het werk van Dood Paard zal in de periode 2017-2020, nog meer dan anders, gaan over maatschappelijke thema’s die een grote invloed hebben op de samenleving. In een steeds zakelijker wordende maatschappij wil het gezelschap zijn visie geven op en bijdragen aan het discours in de samenleving. De voorstellingen die de komende periode in de planning staan zijn: Het raadsel van alles wat leeft; Art, een tournee door Frankrijk en Canada van de coproductie met tg Stan; Poquelin II, een coproductie met tg Stan; Victor of de kinderen aan de macht; Matglazen vensters; Enter, een project in samenwerking met theatermaker Mokhallad Rasem en een coproductie met Het Toneelhuis uit Antwerpen; Pensioencontinent Europa, een coproductie met het NTGent; Aysel en het Slotervaartziekenhuis (werktitel), dat vier weken op locatie wordt gespeeld in Amsterdam Nieuw-West, waarna een tournee volgt langs een aantal Nederlandse steden; Friday Never Came; Honger (werktitel), een co creatie met de Voedselbank; Avond X (werktitel), een kruisbestuiving tussen tekst en muziek, toneelspelers en muzikanten in samenwerking met componist Maarten Ornstein en zangeres Jeannine Valeriano; en Filantrokapitalisten.

In de periode 2013-2016 is Dood Paard opgenomen in het Kunstenplan van de gemeente Amsterdam, voor een bedrag van € 194.790 per jaar. Dood Paard vraagt in het kader van het Kunstenplan 2017-2020 een bijdrage van € 274.530 per jaar.

Artistiek-inhoudelijke kwaliteit

De commissie beoordeelt de artistiek-inhoudelijke kwaliteit als zeer goed. Dood Paard formuleert een heldere artistieke visie, die navolgbaar voortvloeit uit de positie van het gezelschap in de sector. De commissie juicht het toe dat het gezelschap durft te experimenteren met onderwerpen, vorm en makers en hiermee een zeker risico neemt.

De voorstellingen van Dood Paard geven onmiskenbaar blijk van eigenheid en oorspronkelijkheid en hebben een goed herkenbaar artistiek-inhoudelijk profiel. De voorstellingen vertonen een heldere samenhang en kaarten actuele maatschappelijke kwesties aan. Door de creatieve wijze waarop wordt ingegaan op herkenbare thema’s en problematieken is de zeggingskracht van de voorstellingen vaak groot. De commissie vindt de plannen voor de voorstellingen in de komende periode veelbelovend.

Daarbij breekt Dood Paard met projecten als Slotervaartziekenhuis (werktitel) op interessante wijze uit het reguliere theatercircuit en wordt met de plannen voor een grote zaalvoorstelling ook een stevige ambitie neergezet. Het vakmanschap waarmee de producties tot stand komen en worden uitgevoerd, is volgens de commissie groot. De betrokken makers maken origineel werk en de handtekening van het gezelschap steeds is goed te herkennen, ook bij coproducties. De nieuwe makers die voor de komende periode worden aangetrokken zijn veelbelovend.

Zakelijke kwaliteit

De commissie beoordeelt de zakelijke kwaliteit als voldoende. De bedrijfsvoering van Dood Paard was lange tijd een punt van zorg. Door rigoureuze maatregelen zijn de kosten omlaag gebracht en is de situatie verbeterd. Hoewel er geen sprake meer is van een negatief vermogen en dit voldoende basis geeft om de voorgenomen programmering en het beoogde publiek te realiseren, blijft de bedrijfsvoering een punt van aandacht.

De commissie vindt de begroting haalbaar, maar gezien het aantal voorgenomen producties per jaar zijn de kosten aan de hoge kant. De ruimte om tegenvallers op te vangen is beperkt en brengt risico's met zich mee. Dood Paard geeft aan deze zo veel mogelijk op te willen vangen door de programmering aan te passen. De mix van inkomstenbronnen is realistisch. Hoewel de commissie van mening is dat de bijdrage vanuit de wijken in verband met de activiteiten daar groter zou kunnen zijn, heeft het gezelschap gezocht naar manieren voor een goede financieringsmix. Die bestaat uit toenemende bijdragen van particuliere fondsen, sponsoring en vergoedingen van de coproducenten.

De commissie vindt daarbij de gevraagde subsidie in het kader van het Kunstenplan relatief hoog, omdat deze niet in verhouding staat met de beoogde activiteiten en publiek in Amsterdam. Ongeveer een derde van de totale voorgenomen activiteiten en publieksbereik vindt plaats in Amsterdam, terwijl de subsidie die in het kader van het Kunstenplan wordt aangevraagd 44% uitmaakt van het totaal aan publieke subsidies dat wordt begroot. Het bedrag dat Dood Paard aan het Fonds Podiumkunsten vraagt is nagenoeg gelijk aan de voorgaande periode. Gezien de hogere gevraagde subsidie in het kader van het Kunstenplan, en het gelijkmatig aandeel van activiteiten in Amsterdam en landelijk, vindt de commissie dat een hogere subsidievraag ook gelijkelijk verdeeld had moeten worden. Het bestuur van de organisatie is op orde.

Dood Paard past de Governance Code Cultuur toe. Er is geen aanpak geformuleerd voor de diversiteit van het personeelsbestand en het bestuur, maar het gezelschap heeft wel ambities op dit vlak aanpassingen te doen.

Publiek

De commissie beoordeelt het criterium publiek als ruim voldoende. Dood Paard formuleert een visie op publiek die met name inspeelt op het vasthouden en beter leren kennen van de doelgroep, die nu reeds bereikt wordt. Het gezelschap kent zijn positie binnen het veld en, weet op welke manier het de bestaande doelgroepen kan aanspreken. Dood Paard kan zijn publiek het gevoel te geven erbij te willen horen. Met de stap naar de grote zaal wil het gezelschap de komende tijd daarnaast groei bewerkstelligen in zijn publieksbereik. Ondanks deze ambitie mist de commissie een concrete visie op het uitbreiden van het publiek. De marketingstrategie is hier niet op aangepast. De plannen en marketinginstrumenten borduren met name voort op de reeds ingeslagen weg. Hiermee wordt, naar de commissie meent, niet vanzelfsprekend een andere doelgroep aangesproken.

De commissie ziet in de plannen voor de voorstellingen wel kansen voor het bereiken van nieuwe en ook cultureel diverse doelgroepen. Kansrijk daarbij zijn bijvoorbeeld de locatievoorstelling in het Slotervaartziekenhuis en de coproductie met de Voedselbank. Ook van de inzet van ambassadeurs verwacht de commissie veel. In de plannen is de aanpak daarvoor echter slechts summier uitgewerkt.

Belang voor de stad: verbinding en spreiding

De commissie beoordeelt de verbinding met de stad als voldoende. Dood Paard zoekt met de voorstellingen de verbinding met stedelijke vraagstukken en de bewoners van de stad. Dit wordt het meest concreet in de samenwerking met de Voedselbank. Daarnaast wordt de verbinding gezocht met partners uit de Amsterdamse cultuursector. Deze samenwerkingsverbanden zijn nog niet altijd even inhoudelijk, maar de plannen laten ruimte voor verdieping.

De commissie beoordeelt de spreiding als voldoende. Dood Paard voert de meeste activiteiten uit in het stadscentrum in Theater Frascati. De geplande locatievoorstellingen zijn te zien in Nieuw-West en Zuidoost. Hiermee levert het gezelschap een bijdrage aan de stedelijke spreiding van het cultuuraanbod en het publieksbereik.

Conclusie

De commissie vindt de gevraagde subsidie in het kader van het Kunstenplan niet in verhouding met de activiteiten en het beoogd publiek in Amsterdam. De commissie vindt dat een hogere subsidievraag, gezien het gelijke aandeel van activiteiten in Amsterdam en landelijk, ook in de begroting evenredig verdeeld had moeten zijn over Amsterdam en de landelijke fondsen. De commissie adviseert de aanvraag van Dood Paard gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 245.000 per jaar.