Studio 52nd

Theater
Aangevraagd: € 117.500
Toegekend: € 0

Inleiding

Kinderen en jongeren van circa. 8 tot 21 jaar, die opgroeien in achterstandssituaties (bijvoorbeeld kinderen in de pleegzorg, jongeren in een besloten behandelcentrum of jongens in jeugddetentie), krijgen bij Studio 52nd de kans om zelf podiumkunst te maken. Zij worden hierbij begeleid door een vaste groep docenten en professionele acteurs, regisseurs en dramaturgen. Deelnemers worden niet geselecteerd op hun bewezen talenten; de methodiek zorgt ervoor dat bij iedereen haar of zijn unieke talent naar voren wordt gehaald. De producties worden gepresenteerd op grote podia, zoals in Amsterdam de theaterzaal van het Tropeninstituut, in Frascati en De Krakeling. Het publiek bestaat met name uit mensen in de directe omgeving van de deelnemers. Verwacht wordt dat dit veelal mensen zijn die niet tot nauwelijks naar het theater gaan.

Doel is de jongeren een succeservaring te geven die ze vervolgens kunnen doorgeven. Zo krijgen de deelnemers de kans hun talenten te laten zien en zelfvertrouwen op te bouwen. Doordat het culturele, het sociale en het didactische aspect van de werkwijze elkaar versterken, weet Studio 52nd jongeren te stimuleren hedendaagse Amsterdamse verhalen uit de multiculturele samenleving op een podium te presenteren. Het beoogde resultaat is voorstellingen met een positieve impact op de deelnemende jongeren, theatermakers, op het publiek en op de maatschappij. In de periode 2017-2020 is het doel 6 tot 8 producties per jaar te realiseren waaraan 44 tot 52 jongeren kunnen deelnemen. De invulling hiervan is geheel afhankelijk van de inbreng van de jongeren.

Studio 52nd vraagt voor de activiteiten in het kader van het Kunstenplan 2017-2020 een subsidie aan van gemiddeld € 117.500 per jaar.

Artistiek-inhoudelijke kwaliteit

De commissie beoordeelt de artistiek-inhoudelijke kwaliteit als zwak. De talentontwikkeling waarover de aanvrager spreekt, is in de eerste plaats sociaal-maatschappelijk van aard en lijkt voornamelijk gericht op versterking van sociale vaardigheden en emancipatie. Het ontbreekt volgens de commissie aan een visie op talentontwikkeling van de deelnemers op artistiek-inhoudelijk vlak. Hoewel de commissie er niet aan twijfelt dat het traject, met zo veel mogelijk op maat gemaakte activiteiten, de deelnemende jongeren in sociaal opzicht veel te bieden heeft, is zij niet overtuigd van de artistieke zeggingskracht. Selectie van de deelnemers vindt niet plaats op basis van hun artistiek-inhoudelijk talent. De projecten zijn voor de jonge deelnemers veelal een eerste kennismaking met het maken van theater, maar voorzien niet in een samenhangend, langduriger traject om zich te kunnen verdiepen of bekwamen. Daarnaast is er geen langdurige samenwerking met partijen die ervoor kunnen zorgen dat talent door kan stromen, mogelijk richting jongerentheatergroepen of een professionele loopbaan binnen de kunst en cultuursector.

Doordat de focus niet ligt op artistiek-inhoudelijk resultaat wordt, ondanks dat de jonge deelnemers begeleid worden door professionele makers, het artistieke vakmanschap dat tot een kwalitatieve voorstelling kan leiden niet genoeg ontwikkeld. Het programma van activiteiten ligt op het terrein van amateurkunst. Hoewel de organisatie wel ambities heeft het artistiek-inhoudelijk aspect te intensiveren, met name door samen te werken met culturele instellingen uit de stad, is dit onderdeel in het plan onvoldoende uitgewerkt. De partners waarmee in het verleden is samengewerkt, zijn in de ogen van de commissie interessant, maar er wordt geen visie geformuleerd op hoe deze samenwerking wordt gecontinueerd of gestalte krijgt. Hierdoor wordt onvoldoende duidelijk in hoeverre de beoogde activiteiten onderscheidend zullen zijn ten aanzien van het andere aanbod in de stad.

Zakelijke kwaliteit

De commissie beoordeelt de zakelijke kwaliteit als zwak. De commissie krijgt de indruk dat de bedrijfsvoering van de organisatie niet goed op orde is. Dit komt allereerst door de aangeleverde stukken. De begroting oogt slordig. Zo zijn hierin wel de lasten maar niet de baten uitgewerkt en er wordt niet concreet gemaakt hoe de personeelskosten zijn opgebouwd. Daarnaast heeft de organisatie weinig reserves en weinig eigen inkomsten, waardoor de basis voor de voorgenomen programmering en het beoogde publieksbereik kwetsbaar is. Ook de mix van inkomstenbronnen is volgens de commissie niet evenwichtig.

De aanvrager geeft aan dat de private fondsen opdrogen. De bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst aangevraagde subsidie moet voorzien in het financiële gat dat hierdoor ontstaat. De subsidieafhankelijkheid is daarmee hoog. De commissie heeft twijfels bij de stelling van aanvrager dat het per definitie moeilijk is om private financiering te vinden. Inspanningen op dit vlak worden dan ook in het plan gemist.

De zittingstermijn van het bestuur voldoet op dit moment niet aan de Governance Code Cultuur. Het bestuur is daarnaast niet cultureel divers samengesteld en er is ook geen concreet plan van aanpak om hier verandering in te brengen. Dit vindt de commissie, zeker gezien de doelgroep van de organisatie, een gemis.

Publiek

De commissie beoordeelt het criterium publiek als zwak. De organisatie heeft een cultureel divers samengesteld publiek. Het plan formuleert echter geen concrete visie op het vasthouden van bestaand en het aantrekken van nieuw publiek. Omdat de focus ligt op het betrekken van de directe omgeving van de deelnemende jongeren, wordt vrijwel niet geïnvesteerd in een aanpak om bezoekers terug te laten komen en het publiek uit te breiden met nieuwe doelgroepen die niet direct bij de deelnemers betrokken zijn. Zo is er geen marketingplan en wordt geen systematisch publieksonderzoek gedaan.

De ambitie is niet het publiek te vergroten; de organisatie ziet volgens hun aanvraag zelf momenteel geen mogelijkheden om meer voorstellingen te spelen of in andere, grotere zalen dan nu. De organisatie geeft aan bij locatievoorstellingen of speciale concepten te blijven kijken naar mogelijkheden voor vergroting van de publieksaantallen. De commissie mist in het plan echter een sterke onderbouwing voor het ontbreken van deze mogelijkheden ofwel concrete inspanningen die erop wijzen dat dit komende periode zal gebeuren. Met de special editions wil de aanvrager weliswaar nog meer de gelegenheid creëren nieuwe publieksgroepen te trekken, maar de werkwijze of instrumenten daarvoor worden eveneens niet uitgewerkt in het plan.

Belang voor de stad: verbinding en spreiding

De commissie beoordeelt de verbinding met de stad als voldoende. Er wordt in de ogen van de commissie een heldere verbinding gelegd met stedelijke vraagstukken, bewoners van de stad en de buurt waar de organisatie actief is. Daarbij valt wel op dat er geen samenwerking is met organisaties, maatschappelijke of culturele, die ook actief zijn in stadsdeel Oost. Bovendien mist de commissie samenwerkingsverbanden met vergelijkbare maatschappelijke organisaties uit andere stadsdelen. Voor wat betreft de samenwerking met partners uit de Amsterdamse cultuursector merkt de commissie op dat deze interessant, maar weinig concreet of langdurig zijn. Studio 52nd geeft aan dat professionele organisaties aangegeven hebben mee te willen denken, maar geen tijd hebben jongeren te begeleiden. Dit bemoeilijkt daadwerkelijke coalities en verbindingen die gericht zijn op artistiek-inhoudelijke talentontwikkeling van deelnemers, en daarmee een betere positionering binnen de keten van de theatersector en andere culturele organisaties in de stad.

De commissie beoordeelt de spreiding als goed. De activiteiten vinden plaats in stadsdeel Centrum, voor een substantieel deel in stadsdeel Oost en stadsdeel Zuidoost, waarmee een groot aandeel van de deelnemers wordt bereikt. Daarmee draagt de organisatie bij aan de stedelijke spreiding van het aanbod en publieksbereik.

Conclusie

De commissie adviseert de aanvraag van Studio 52nd niet te honoreren.